4,49 €
Het Leven in Annwn vervolgt precies waar Een Nacht in Annwn ophield. Willy is overgegaan en hij is eindelijk bij de voruw die hij een decennium of meer heeft gemist, zijn geliefde Sarah. Maar meteen van het begin is het leven in Annwn, het oeroude Welshe woord voor de Hemel, niet wat hij had verwacht gedurende zowat zijn hele leven op Aarde, of De Oppervlakte, zoals zij het noemt, daar Annwn ondergronds is. Zijn eerste verrassing komt wanneer Sarah hem naar een herberg brengt om bij te komen van de beproeving van zijn begrafenis, maar daar houdt het niet op. Elke ‘dag’ brengt nieuwe verrassingen, tot dat wat mysterieus De Blokkering wordt genoemd, wegvalt en hij het Leven Na de Dood ervaart zoals het echt is. Het Leven in Annwn is een varrassing op zichzelf, maar het is ook een komische kijk op een alternatieve werkelijkheid die wel eens dichter bij De Waarheid zou kunnen liggen dan wat u ooit hebt gelezen! Het Leven in Annwn moet je lezen, want het zou de manier waarop u de dingen bekijkt voor atijd kunnen veranderen.
PUBLISHER: TEKTIME
Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:
HET LEVEN IN ANNWN
Het Verhaal van Willy Jones' Leven na de Dood
Deel twee in de Annwn - Hemel-serie
door
Owen Jones
Vertaald door
Luc Wyn
Auteursrecht © Owen Jones Auteur 2024
door
Megan Publishing Services
http://meganpublishingservices,com
Boekomslag van GetCovers
Alle rechten voorbehouden.
Licentie-aantekeningen
Dit e-boek is alleen gelicentieerd voor uw persoonlijk genot. Dit e-boek mag niet opnieuw worden verkocht of worden weggegeven aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek aan het lezen bent en het niet hebt gekocht, of het is niet alleen voor uw gebruik gekocht, koop dan uw eigen exemplaar.
Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
HET LEVEN IN ANNWN
AUTEURSRECHT BERICHT
TOEWIJDING
INSPIRERENDE CITATEN
ANNWN - HEMEL SERIES
CONTACT DETAILS
1 DE EERSTE DAG TERUG
2 EEN STEEKJE IN DE TIJD
3 EEN VORIG LEVEN OPPIKKEN
4 WERK VINDEN
5 DE BASISPRINCIPES ONDER DE KNIE KRIJGEN
6 DE OPPERVLAKTE
7 FAMILY AND OLD FRIENDS
8 TOEMENDE BETROKKENHEID
9 VAKANTIE
10 OUDE VRIENDEN ONTMOETEN
11 FAMILIE
12 DE GEEST VAN SAMENWERKING
13 HET BEGIN
14 DE DROOM KRIJGT VORM
15 VERLOREN SCHAT
16 EEN TEKENING WORDT REALITEIT
17 DE KAT MET DE VUURSTENEN OGEN
18 DE SPIRITUEEL-MENTALEBLOKKADE WORDT OPGEHEVEN
19 EPILOOG
WOORDENLIJST
LOTSVERDRAAIER
OVER DE AUTEUR
ANDERE BOEKEN DOOR DEZELFDE AUTEUR
TOEWIJDING
Aan mijn ouders en alle spiritisten in ons gezin, zowel aan de Oppervlakte als niet, om mij een goed perspectief op het leven te geven.
“Ik probeer niet de paden van de wijzen van weleer te bewandelen, ik zoek wat ze zochten.”
Matsuo Bhutto
––
Grote Geest, wiens stem in de wind drijft, hoor me. Laat me groeien in kracht en kennis.
Laat me steeds de rode en paarse zonsondergang aanschouwen. Mogen mijn handen de dingen respecteren die je me hebt gegeven.
Leer me de geheimen die verborgen zijn onder elk blad en elke steen, zoals je mensen al eeuwenlang hebt geleerd.
Laat me mijn kracht gebruiken, niet om groter te zijn dan mijn broeder, maar om mijn grootste vijand - mezelf - te bevechten.
Laat me altijd voor je verschijnen met schone handen en een open hart, zodat wanneer mijn Aardse tijd als de zonsondergang vervaagt, mijn Geest zonder schaamte tot je zal terugkeren.
(Gebaseerd op een traditioneel Sioux-gebed)
Boeken in de
ANNWN - HEMEL SERIES
1. Een Nacht in Annwn
Het vreemde verhaal van oude Willy Jones’ Bijna Dood Ervaring
-
2. Leven in Annwn
Het verhaal van Willy Jones’ Leven na de Dood
-
3. Vertrek uit Annwn
Voor een Missie Terug naar Aarde
CONTACT DETAILS
http://facebook.com/angunjones
http://tiktok.com/@owen_author
http://twitter.com/owen_author
http://owencerijones.com
Word lid van onze nieuwsbrief voor eerste handsinformatie over Owen Jones’ boeken en schrijven door uw e-mailadres toe te voegen aan:
http://meganpublishingservices.com
“Joehoe, Sarah! Ik heb niet meer op een paard gezeten sinds ik een kind was, toen mijn Pa met me ging rijden op zondagnamiddag na het middagmaal! Ik was vergeten hoe leuk het is! Wat is de weg naar huis, lieverd?”
“Alle wegen leiden naar huis, Willy! Het is zo leuk om je jezelf te zien amuseren, schat!”, antwoordde zijn vrouw lachend, met haar bruine haar achter haar aan wapperend, terwijl ze galoppeerden op hun prachtige zwarte hengsten.
“Dus, daarheen, is het niet?”, vroeg hij terwijl hij voor zich uit wees naar een plek tussen twee bergen.
“Ja, natuurlijk …”
“Ik dacht dat ik het herkende. Ik heb altijd een goede richtingszin gehad … Ik heb mijn hele leven in die heuvels gewoond … Net als jij, hé, lieverd?”
”Om het eerste!” lachte ze vrijblijvend, en spoorde haar rijdier aan. Willy lachte luidop, wat hij decennia lang niet had gedaan, en achtervolgde het paard dat een kleine voorsprong op hem had.
“Jippie Jee!” schreeuwde hij terwijl hij zijn paard tussen zijn knieën klemde en vooruit schoot. “Jippie Jee!” In seconden had hij haar ingehaald en leunde opzij om naar zijn vrouw te schreeuwen: “Ik geloof niet in jagen zonder reden, zoals je weet, Sarah, maar ik wou dat die honden nog bij ons waren … De Honden van Annwn, noemde je ze, is het niet?”
“Ja, lieverd, maar ze zijn bij ons. Kijk achter je!” Toen hij zich omdraaide om te kijken, werd hij zich bewust van zeven enorme witte Ierse wolfshonden met rode, schitterende ogen die slechts een paar meter achter hen aan draafden, met tongen die zijdelings uit hun muilen hingen. “Wauw!”, schreeuwde hij, “ik kan niet geloven dat ik ze niet opmerkte. Dit is fantastisch! Zo opwindend! Ik voel me twintig jaar jonger!”
Een tijdje later, toen ze de vallei tussen de twee bergen binnen reden, leunde Willy weer naar haar. “Okee, Sarah! Lateen we het gelijk spel noemen! We kunnen nu niet ver van huis meer zijn, maar ik amuseer me zo goed dat ik nu nog niet terug wil gaan. Kunnen we hier stoppen en in het gras gaan liggen? We kunnen wat babbelen en met de honden spelen terwijl de paarden even rusten.”
“Natuurlijk. Kies maar een plek.”
Willy hield zijn vrijwel meteen zijn rijdier in en zei: “Hier is het goed. Het gras lijkt zacht en groen, en het zicht is spectaculair.” Ze stegen allebei af en de honden drongen zich rondom hen heen. “Ik besefte niet hoe vermoeiend paardrijden is tot we stopten. Mijn rug begint ook pijn te doen …”
“Denk er niet aan, Willy. Binnen een minuutje zal je okee zijn. Kom hier naast me zitten.”
“Ik ben geen ruiter, zoals je weet, maar moeten we de paarden niet ergens aan vastmaken?”
“Niet echt, maar als je wil, kunnen we dat doen … Aan een jong boompje? Er staat er één achter je.” Willy draaide zich langzaam om met zijn hand op zijn onderrug.
“Gek! Die heb ik niet opgemerkt toen we hier aankwamen.”
“Nee, schat? Maak je er geen zorgen over.”
Willy bond de teugels losjes aan de één meter tachtig hoge lijsterbes en ging naast zijn vrouw zitten. “Da’s beter … heel wat beter. Ik heb me in jaren niet meer zo geamuseerd. Het is prachtig om weer zoveel tjd met jou door te brengen. Ik heb je gemist, weet je, sinds je overleed, of hoe je het hier ook noemt. Dat ben ik vergeten.”
“Ik weet het, lieverd, maar ik heb je nooit echt verlaten, weet je. Niet echt. Ik was er altijd.”
“Maar ik kon je niet zien of aanraken.”
“Je kon me inderdaad niet aanraken, maar je kon me soms zien, is het niet? En je sprak wel vaak tegen me … heel vaak.”
Ja, ik veronderstel van wel, maar je antwoordde niet.”
“Ik zou graag geloven dat je wist wat ik zei.”
“Ja, ik denk dat ik dat wist, nu ik erop terug kijk.”
“Ja, daar ben ik zeker van. Hoe is het nu met je rug?”
“Mijn? Oh, ja , mijn rug”, zei hij tewrijl hij erover wreef. “Hij is in orde. Helemaal geen pijn meer. Het is alsof ik me het had ingebeeld.” Sarah glimlachte naar hem en ging voort met het aaien van één van de honden die zijn neus tegen haar arm aan duwde.
“Die honden houden echt van je, hé?”
“Ja, en ik hou ook echt van hen. Ik kan me niet voorstellen waarom sommige mensen hen de Hellehonden noemen. Ze zouden geen vlieg kwaad doen.”
“Wel, ze zijn jagers, en ze moeten eten, dus ik neem aan dat af en toe moeten …. euhm .. Ik ging ‘doden’ zeggen, maar ik neem aan dat alles hier al dood is, dus … wat eten ze eigenlijk? Sprekend van voedsel, ik begin ook wat honger te krijgen. Je hebt toevallig niet wat van die boterhammen van mijn begrafenis meegebracht, zeker?”
Sarah keek hem aan met een guitige glimlach terwijl ze toekeek hoe Willy probeerde in het reine te komen met de situatie waarin hij zich bevond. “Als je honger hebt, lieverd, dan zal je wat boterhammen vinden in mijn tas.” Alhoewel hij er nooit van had gehouden om in een tas van een dame te kijken, zelfs met toestemming, stak hij zijn hand erin en trok er een grote papieren zak uit die juist aanvoelde. “Dat is het”, zei ze. Willy nam er een paar uit en bood zijn vrouw er één aan.
“Nee, dank je, lieverd, ik eet zelden dezer dagen. Je zou kunnen zeggen dat ik de gewoonte heb verloren.”
Willy nam een hap terwijl ze praatte, kauwde en staarde naar haar. “We moeten niet meer eten, hé?”
“Dat kunnen we als we dat willen, maar het is niet nodig, nee. Sommige mensen hebben dat echter nooit door en eten nog zoals ze deden wanneer ze een lichaam in stand moesten houden.”
“Dus, de honden …” Sarah schudde haar hoofd zachtjes en grinnikte, “eten ook niet, dus jagen ze niet of doden niets …” Hij keek naar de paarden, “maar de paarden eten gras!”
“Alleen maar ondat jij dat verwacht …”
“En mijn rug? Hetzelfde?”
Sarah knikte, en glimlachte zoals ze naar een kind zou doen dat net een simpel logisch probleem had opgelost. “En kijk hier eens naar”, zei ze terwijl ze zonder te kijken een spiegel uit haar zak haalde.
“Ik zie er echt twintig jaar jonger uit!” riep hij uit terwijl hij met zijn handen zijn zwarte haar achteruit streek. “En mijn haar is opnieuw beginnen groeien!”
“Je zei dat je je twintig jaar jonger voelde …”
“.. en zo zie je eruit …”
“Ja.”
Hij hield op met het eten van de boterham en gaf hem aan de dichtstbijzijnde hond die hem aannam en in één keer opslokte. Hij keek naar Sarah. “Jij wou dat hij dat deed … jij verwachte het van hem, dus deed hij het”, zei ze schouderophalend. “Je kan hebben wat je wilt, zolang de mensen of de dieren het je willen geven, maar je kan het landschap onvormen tot wat je maar wil, omdat dat niemand zal kwetsen, kan kwetsen, daar we allemaal zien en horen wat we willen zonder dat het iemand anders beïnvloedt.”
“Maakt dat conversatie niet wat moeilijk?”
“Is dat zo met ons?”
“Neem nu ik eraan denk niet, hé?”
“Wel, niet voor mij, nee …. En ik niet voor jou, blijkbaar. Maar ik kies ervoor om dezelfde golflengte als jij te zitten. Je hebt nog niet echt geprobeerd met iemand anders te praten, maar sommigen delen niet met anderen, of of willen niet proberen te communiceren met mensen die ze niet kennen, maar dat is hun keuze, is het niet? Dat is de wereld waarin zij verkiezen te leven … sommige mensen houden van mensen en willen helpen, en sommigen niet, hoewel die groep heel wat kleiner is. De meeste mensen zijn eigenlijk aardig … en behulpzaam … in verschillende mate, en de manier om vooruit te komen is om aangenamer en meer behulpzaam te worden, als je zo wil stellen … Voorwaats en Opwaarts!”
“Ik kan zien dat ik nog veel te leren heb.”
“Iedereen moet veel leren, maak je daar geen zorgen over. Het is geen wedstrijd, maar de meeste Zielen die hier aankomen moeten eraan herinnerd worden hoe het leven in mekaar zit, want ze zijn aan de manieren van de Oppervlakte gewoon geraakt, maar die indruk vervaagt, als je dat toestaat, geloof me …”
“Het zal eraan gewend moeten raken … Dat begrijp ik … of betekent dat dat ik problemen schep voor mezelf?”
“Dat hangt van jou af. Er is niets mis mee dat je je bewust bent van een situatie, maar erbij blijven hangen, of je er zorgen over maken kan het verergen, of zal het zelfs waarschijnlijk erger maken. Er is geen reden om paranoide te zijn over wat je denkt, maar het is zeker de moeite waard om te weten dat wat jij denkt, bestaat en jezelf en je bestaan zou kunnen beïnvloeden … zelfs als dat maar tijdelijk is …”
“Het probleem hier is dat in de eeuwigheid ‘tijdelijk’ een heel lange tijd zou kunnen zijn … misschien duizenden jaren!”
“Ja, maar dat moet geen probleem zijn … In de eeuwigheid is duizenden jaren minder dan een druppel in de ocean, daar er een eindig aantal druppels water is op eender welke planeet. Wat ik bedoel is dat niets je voor altijd ongunstig kan beïnvloeden, behalve kennis en dat zal altijd helpen, alhoewel jij, of men, sommige lessen misschien zal moeten herleren, of herinneren. Niets kan de gestadige verbetering van Het Zelf tegenhouden, al leren sommigen sneller leren dan anderen … Zoals ik al zei, het leven is geen wedren of zelfs een wedstrijd. En dat is iets wat teveel mensen moeten leren, maar hun Ego’s zijn zo breekbaar dat ze zich superieur moeten voelen tegenover diegenen rondom hen.
“Waar het echt om gaat is coöperatie, niet competitie … Het leven is een ploegsport, als je wil, geen solo evenement … Het leven behandelen als een solo evenement lijdt tot eenzaamheid, ellende en zelfzuchtigheid, terwijl het een feest wordt als je het beschouwt als een ploeg evenement! Of dat kan tenminste – dat zou het doel moeten zijn.”
“Je laat het allemaal zo prachtg klinken, mijn schat, Sarah, maar dat heb jij altijd gekund. Er zit geen slecht been in jouw lichaam …”
Ze bekeek zichzelf van top tot teen en glimlachte: “Er zitten geen beenderen in dit ‘lichaam’!”
“Nee, nu niet, maar je weet wat ik bedoel.”
“Ja, dankje, Willy. Jij bent zelf niet zo slecht. Je was een goede echtgenoot en in moeilijke omstandigheden. Ik denk dat we onze best hebben gedaan voor mekaar en onze dochter.”
“Of dat door ons komt, of door haarzelf, of een beetje van beide, Becky is goed terecht gekomen. Maar genoeg van deze vergadering van de Wederzijdse Bewonderings Vereniging, ik maak er een eind aan. Ik ben niet gewend aan prijzing, ik kan er niet tegen.”
“Nee, ik weet wat je bedoelt .. Een complimentje krijgen van een Welshman is net zoals tanden trekken met Chinese stokjes.”
“Was ik zo onattent, lieve Sarah? Dat was niet mijn bedoeling … nog iets wat ik kan toevoegen aan de lijst van dingen waarvan ik spijt heb …”
“Het was niet enkel jij. Het is gewoon hoe de mensen waren. We waren allemaal te druk bezig met het leiden van een hard leven. Maak je er geen zorgen over, Willy, ik weet dat ik ook soms aan jouw vel zat.”
“Niet veel, en ik verdiende het waarschijnlijk. Ik kon er tenminste op uit trekken, en zelfs naar de kroeg gaan, maar het huisje is jouw gevangenis geworden … en ik wist het, maar deed alsof dat niet zo was, want dat kwam me van pas – Ik was egoïstisch en daar heb ik nu spijt van.”
“Maak er je geen zorgen over, Willy. Het ligt nu allemaal achter ons. Jij zou dat nu echter niet met me kunnen doen, zelfs als je het zou willen, hoewel dat niet betekent dat ik het niet weer met me zou laten gebeuren in een andere incarnatie. Het leven is gek op die manier.”
“Als jij het zegt, lieverd. Zullen we nu verdergaan?”
“Natuurlijk, als je klaar bent. Waar wil je heen gaan?”
“Ik weet niet … Naar huis, neem ik aan.”
“Naar huis … goed. Wil je in de stad wonen of opnieuw op de berg?”
“Heb jij al geen plek om te wonen?”
“Euhm, wel, da’s moeilijk om uit te leggen …” Ze zag Willy’s gezicht een innerlijke onrust weerspiegelen en raadde wat daarvan de oorzaak was. “Nee, dat is het niet. Ik ben niet bij iemand anders ingetrokken – er staan jou geen nare verrassingen te wachten! Het is alleen dat we geen huizen nodig hebben, net zoals we geen lichamen nodig hebben.
“Denk erover na. Waarom wonen mensen in huizen?”
“Wel, euhm, ´t is normaal, niet?”
“Ja, maar ze willen onderkomen, privacy en veiligheid. Wij hebben echter geen beschutting tegen het weer nodig want we hebben niets om te beschutten en het weer wordt door onszelf gemaakt. We hebben geen privacy nodig omdat we geen lichamen hebben, en trouwens als iemand zou zien dat je alleen wil zijn, zouden ze je alleen laten – of de meeste toch … en veiligheid? We hebben niets dan kan gestolen worden …”
“Ja, ik begrijp het.”
“Dat gezegd zijnde, de meeste mensen wonen nog steeds ergens in. Leven aan de Oppervlakte lijkt dat heel diep in hen in te bedden. Dus wat wordt het? Binnen of buiten de stadsmuren?”
“De stad waar we voorheen waren?”
“De stad Annwn? Goed, als je dat graag hebt.”
“Zal het niet moeilijk zijn om iets te vinden op zulke korte termijn?”
“Nee, we maken de stad gewoon groter, en zetten ons huis erin, of we maken een toren een beetje hoger en zetten ons appartement erin of erop. Wat je maar wil. Of we zouden in de herberg kunnen verblijven terwijl we erover nadenken.”
“Ja! Dat idee bevalt me. We hebben geen service gekregen, hé? We hebben ooit maar één keer in een hotel, gelogeerd … die week op onze huwelijksreis in Rhyl. Maar toen we pas getrouwd waren, wou ik je echt zo graag het luxeleven van een Dame geven, Sarah. Het draaide gewoon niet zo uit … Ik heb er spijt van, lieverd. Zoveel spijt.” Tranen stroomden langs zijn wangen. Sarah schuifelde naar hem toe en legde haar armen and hem heen.
“Ik weet dat nu, en ik wist dat toen. Ik wist waar ik aan begon, en deed het vrijwillig, want ik hield van je, en hou nog steeds van je. Jij was altijd de dromer, niet ik, Will Jones!”
“Jij was mijn rots, Sarah.”
“En jij de mijne.”
“Komaan, laten we gaan kijken of er plaats is in de herberg.”
Willy trok het hoofd terug om eens beter naar zijn vrouw te kunnen kijken. “Nu hou je me voor de gek, hé?”
“Ja”
“Want die zal er zijn, niet?
“Ja, je begint het te snappen.”
“Zullen onze oude drinkebroers er zijn?”
“dat zou kunnen …”
“…als we dat willen.”
“Ja”, zei ze terwijl ze opsteeg. “Komaan dan, Willy jongen, opnieuw om het eerst. Eens zien of je ditmaal wint” en ze stoof weg met de honden rondom haar heen.
“Wacht op me! Da’s niet eerlijk! Ik weet niet waar de stad Annwn is! Ik kan niet winnen!” Hij keek toe hoe Sarah zich naar hem omdraaide. Ze lachte luidop, zag eruit alsof in de twintig was, en was gekleed als een deerne uit de vijftiende eeuw. He kon het zich niet echt herinneren, maar hij was bijna zeker dat ze enkele momenten geleden haar normale twintigste eeuwse kledij had gedragen.
Ze reden en lachten mijlenlang, of was het minuten? Willy kon niet zeker zijn. Het leek alsof alles bewoog telkens wanneer hij zich wou fixeren op tijd of een plek. Hij trachtte zo hard te denken in een lineair patroon, maar hij kon het niet. Telkens wanneer hij dacht dat hij een grip had op een concept, leek het alsof het uit zijn greep blubberde zoals gelatine uit een toegeknepen vuist.
Toen hij opkeek uit zijn overpeinzingen, verdween Sarah rond een uitloper van één van de twee bergen en de angst om alleen te zijn in dit vreemde land greep hem aan. Hij spoorde zijn paard aan, en was aan de zijde van zijn vrouw. Ze was uit het zicht gestopt om op hem te wachten, maar voor haar lag de enorme, rozeachtige stenen voormuur van Annwn Stad.
Een vlag, of eerder een vaandel, dacht Willy, wapperde in de bries bovenop een toren binnen de muren.
“Wauw! Het is zelfs nog mooier dan ik me herinner”, mompelde hij.
“Goed”, antwoordde Sarah.
“Ik herinner me echter niet dat het roze was.”
“Nee? Oh, wel, dat kunnen we veranderen …”
“Nee, het bevalt me … het laat het er meer uitzien als een kasteel uit een stripverhaal … in alle respect. Meer als een Camelot in de stripverhalen, dan Camelot …”
“Heeft er een Camelot bestaan?”
“Ik weet het niet, maar als dat zo zou zijn, beeld ik me in dat het meer zou lijken op het Kasteel van Caerphilly dan dat. Maar het bevalt me, laten we binnengaan. Nu kan ik met je koersen naar de poort!”
Willy bereikte de slotgracht met een hoofdlengte voor Sarah, maar hij wist dat ze hem had laten winnen. Hij keek omhoog naar de gekanteelde muren boven de ophaalbrug en zag drie mannen, die naar hij vermoedde wachters waren, naar hem omlaag kijken. Hij keerde zich schaapachtig om naar Sarah.
“Wachter! Landheer William Jones en zijn vrouw, Sarah Jones, vragen toegang tot de Stad Annwn.”
“Goedendag, vrouwe! Waarom maakt U zulk een verzoek onaangekondigd?”
“We hebben ver gereisd en vragen onderdak voor enkele dagen.”
Één wachter verdween, terwijl de andere twee bleven staren naar de nieuw aangekomenen. Een minuut later kwan de derde terug. “Uw verzoek om onderdak werd toegestaan. Wacht tot we U toegang verlenen” en daarop klonk er geratel van kettingen, waardoor Willy’s paard steigerde, tetwijl de ophaalbrug begon neer te dalen. Toen ze halfweg naar beneden was, konden ze zien dat ook de valpoort werd opgehaald. Willy grinnikte naar Sarah, alsof hij genoot van een rol in een film.
Toen de brug helemaal beneden was, draafden ze erover en beantwoordden de begroeting van de wachters binnnenin. “Hierlangs, mijn Heer”, zei Sarah luhthartig en reed naar voren. Toen zij hun paarden intoomden voor de herberg die ze voordien hadden bezocht, kwam dezelfde waard naar buiten lopen om hen te begroeten.
“Het is heerlijk om U weer te zien, mijn Heer en Vrouwe! Ik heb de beste kamers in de stad als dat uw wens is. Laat mijn knecht toe voor uw paarden te zorgen. Jongen! De paarden, en maak wat voort!”
Willy and Sarah stegen af en volgden de waard naar binnen. “Het is een prachtige dag geweest, waard”, zei Willy die de smaak te pakken kreeg.
“Inderdaad, mijn Heer. Inderdaad. Zal ik Uw zaken naar onze mooiste kamer laten brengen?”
Willy keek naar Sarah, daar hij zich niet bewust was dat zij ‘zaken’ hadden om naar boven te laten brengen.
“Ja, waard. Doe dat alstublieft, maar vraag uw jongen er voorzichtig mee te zijn. De koffers hebben een grote sentimentele waaarde voor ons. Ze zijn al generaties lang in de familie van mijn man.” Willy keek Sarah met open mond aan.
“Zeker, Vrouwe. Ga zitten alstublieft, als U wil. Hey! Jullie daar! Stop met dat lawaai of ik hou jullie bier achter! We hebben hier nu een echte heer en zijn dame, en ze willen niet luisteren naar het gevloek van jullie gespuis!”
Willy keek achter zich en zag zes mannen zitten drinken aan een tafel, die naar hij vermoedde dezelfde waren als voorheen. Sarah glimlachte slechts naar hem en gebaarde hem tegenover haar te komen zitten. “Wil je iets, lieverd?” vroeg ze.
“Ik zou een boerenmaaltijd kunnen verslinden en een glas bier”, antwoordde hij. “Al dat paardrijden heeft me honger en dorst gegeven.” Sarah keek hem kort in de ogen, maar het was genoeg om de boodschap over te brengen. Ze gaf de bestelling door aan hun gastheer.
“Het paardrijden heeft me niet echt honger en dorst gegeven, hé?”
“Nee”, glimlachte ze, “dat heb jij gedaan. Jij verwachtte dat je honger en dorst zou voelen … ofwel was het dat of het was het excuus dat je wou gebruiken omdat je een glas bier wou en iets te eten. Hoe dan ook, het maakt niet uit.”
“Wel, wat was dat allemaal over onze bagage? En welke ‘zaken’?”
“Oh, dat? Ik gaf hem gewoon zijn zin, zoals ik met jou doe. Hij verwachtte dat we bagage zouden hebben, dus besloot ik hem niet teleur te stellen. Ik moest dat niet, maar, wel, het geeft hem een goed gevoel …
“Of om preciezer te zijn, dat zal niet zo zijn … het zal de lege voldoening veroorzaken die je ook krijgt van iets kopen. Het duurt een paar uren of dagen en dat moet je het opnieuw doen. Zoals je elke avond bedrinken … hopelijk ontdekt men vroeg of laat de complete doelloosheid ervan en werkt men aan de oorzaak van elke avond dronken te willen worden, zodat je … euhm … men kan verdergaan met het echte leven.”
“En dat is?”
“Dat is leren, kennis vergaren, en die kennis gebruiken om goed te doen door anderen te helpen. Wijsheid en altruïsme, in twee begrippen, als je wil. Als je geen kennis hebt, kan je wens on behulpzaam of altruïstisch te zijn zelfs schadelijk zijn. Je zou meer kwaad dan goed kunnen doen … EN door goed te doen, vergroot je je eigen Karma, waardoor je jezelf helpt!”
“Goed alom!”zei hij, daar hij al overtuigd was, maar de oude mantra niet opnieuw wilde horen. Wanneer hij ze hoorde, voelde hij zich nog steeds ongemakkelijk ergens diep binnenin, alhoewel hij ‘wist’ dat het waar was. “Ja, ik ga akkoord met je, maar het rolt niet zo gemakkelijk van mijn tong als van de jouwe. Ik ben nog niet klaar om te klinken als een Hari Krishna,”
“Dat weet ik, maar je bent al over de hoogste hindernissen gesprongen. Je gelooft erin, en je leeft ernaar – min of meer – maar je bent nog niet klaar om het te bekennentegen iemand anders dan mij.”
Hij keek naar haar over de tafel, tuitte zijn lippen, en besefte toen dat hij dat had gedaan en keek omlaag naar zijn handen. Ze was altijd in staat geweest om hem te lezen als een boek, zelfs voor ze was overleden. Hij was dankbaar dat de waardin eraan kwam met zijn eten en drinken. “Wil jij iets, lieverd?”, vroeg hij en voelde zich meteen weer idioot.
Sarah grinnikte. “Ja, okee, ik zal een boterham met kaas nemem en een glas water om je gezelschap te houden. Dankje.” De waardin, een gezette, joviale vrouw die er in de vijftig uitzag, met een ruw kleed en een witte voorschoot, gaf een kleine buiging, glimlachte wijd , en draaide zich op haar hielen om. “Komt er zo aan, Vrouwe.” Ze keerde bijna ogenblikkelijk terug en zette haar waren voor Sarah. “Geniet van uw maaltijd. Roep maar als U me nodig heeft. Ik ben net achter die muur in de keuken.”
“Je moest dat niet doen om mij plezier te doen, Sarah, maar toch bedankt. Het vreemde is dat ik niet echt meer hongerig ben.”
“Dat is helemaal niet vreemd. Het zou vreemd zijn als die pint ook niet zou willen”, zei ze met een ontdeugende glimlach.
“Oh, daar vind ik nog wel plaats voor”, lachte hij, het spelletje meespelend, maar hij besefte dat hij dat eigenlijk ook kon nemen of laten. Hij nam een slok en likte zijn lippen af: “Mmmm, nectar”.
“Doe niet zo gek!” Willy keek weer naar beneden, haar blik vermijdend, en was verrast toen hij zag dat haar bord op een paar kruimels na leeg was. Hij keek op en zag haar naar hem kijken en glimlachte, en zei hield haar hoofd opzij en glimlachte terug. Iedereen was gelukkig – ze hadden allemaal wat ze wilden. Willy nam een hap kaas en wenste de rest weg, maar hij was toch nog verbaasd toen het voor zijn ogen verdween.
Sarah klapte stilletjes in haar handen en vormde geluidloos woorden ‘Goed zo’.
“Okee, als we niet gaan eten en niet … veel gaan drinken, wat gaan we dan doen? Wil je naar boven gaan?”
“Willy Jones! Wat insinueer jij?”, zei ze en deed zich beledigd voor.