Thuis in het kunstcafé - Sue McDonagh - E-Book

Thuis in het kunstcafé E-Book

Sue McDonagh

0,0
4,99 €

-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Wat een perfecte, romantische vakantie had moeten worden, eindigt in een drama voor Flora. Uit wraak steelt ze de motor van haar vriendje en vlucht naar de kust van Wales voor een welverdiende vakantie voor één.


Maar zo alleen is ze niet. Al snel vindt ze aansluiting bij de gezellige mensen die werken in het plaatselijke Kunstcafé, waar de beroemde warme chocolademelk en het heerlijke gebak haar een steuntje in de rug zijn. En als er dan ook nog een badmeester uit Australië in haar leven opduikt en haar hulp biedt als ze die het meest nodig heeft, begint ze te beseffen dat ze niet langer het gevoel heeft dat ze enkel in Wales op vakantie is.


Kan ze de plek waar ze naartoe is gevlucht ooit een thuis noemen?

Sie lesen das E-Book in den Legimi-Apps auf:

Android
iOS
von Legimi
zertifizierten E-Readern

Seitenzahl: 506

Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Thuis in het Kunstcafé

Sue McDonagh

Thuis in het kunstcafé

is een uitgave van

Choc Lit NL

Copyright © 2021 Choc Lit NL

Auteur: Sue McDonagh

Oorspronkelijke titel: Escape to the art cafe

Vertaling: Femke de Moor & Jen Minkman

Omslagontwerp: Choc Lit UK & Dutch Venture Publishing

Tekstredactie: Jen Minkman

Eerste uitgave mei 2021

NUR 343

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoudsopgave

Titelpagina

Copyright Pagina

Thuis in het kunstvcafé

Proloog

Hoofdstuk een

Hoofdstuk twee

Hoofdstuk drie

Hoofdstuk vier

Hoofdstuk vijf

Hoofdstuk zes

Hoofdstuk zeven

Hoofdstuk acht

Hoofdstuk negen

Hoofdstuk tien

Hoofdstuk elf

Hoofdstuk twaalf

Hoofdstuk dertien

Hoofdstuk veertien

Hoofdstuk vijftien

Hoofdstuk zestien

Hoofdstuk zeventien

Hoofdstuk achttien

Hoofdstuk negentien

Hoofdstuk twintig

Hoofdstuk eenentwintig

Hoofdstuk tweeëntwintig

Hoofdstuk drieëntwintig

Hoofdstuk vierentwintig

Hoofdstuk vijfentwintig

Hoofdstuk zesentwintig

Hoofdstuk zevenentwintig

Hoofdstuk achtentwintig

Hoofdstuk negenentwintig

Hoofdstuk dertig

Hoofdstuk eenendertig

Hoofdstuk tweeëndertig

Hoofdstuk drieëndertig

Hoofdstuk vierendertig

Hoofdstuk vijfendertig

Hoofdstuk zesendertig

Dankwoord

Opgedragen aan mijn kinderen, van wie ik heel veel hou

Proloog

‘Dat is die biker waar ik je over heb verteld, die op tv is.’ Flora bladerde naar de twee pagina’s om het aan de meiden te laten zien die ook een snelle lunchpauze hadden genomen in de kapperszaak waar ze allemaal werkten. Het ging over Flora’s held, Lucy Daumier, mede-eigenaar van het Kunstcafé op het heerlijke schiereiland Gower in Zuid-Wales, die haar leven compleet had omgegooid nadat ze de motor die ze had gewonnen bij een loterij had leren berijden. Ze had haar vreemdgaande man gedumpt, een nieuwe liefde gevonden en was verschenen in een tv-serie waar zij de hoofdrol in had als schilderende motorcoureur.

‘Ik ken dat gebied zo goed. We gingen daar elk jaar op vakantie toen ik klein was. Mijn ouders hadden er een cottage bijna op het strand, jaren geleden. Het is prachtig.’ Ze keek naar de muren van de salon en voelde zich plotseling claustrofobisch. Coventry leek ver verwijderd van de zee.

‘Maar – je bent bijna dertig – dus dat is jaren geleden! Ben je er sindsdien niet geweest?’ Karlie, haar beste vriendin, trok een strak gezicht.

‘Hé brutale!’ Flora schudde haar hoofd. ‘Nee. Er veranderden dingen voor ons en het was niet meer hetzelfde.’

De receptioniste stak haar hoofd om de hoek.

‘Je knip- en kleurbeurt is er, Flora.’

De lunch was voorbij. Maar later die avond, toen Flora haar ogen dicht deed, dreven haar gedachten terug naar zandstranden en turquoise zeeën, regenachtige dagen en rotspoelen, wandelingen over de kliffen en zingende stemmen, altijd aardig tegen haar.

Haar moeder was nu de eigenaar van de cottage, die onderdeel van de scheidingsovereenkomst was geweest. Ze verhuurde het als vakantiehuisje en Flora wist dat de achterstallige renovaties eindelijk bijna klaar waren.

Het was belachelijk dat ze er niet meer was geweest sinds haar elfde. Haar verjaardag in april viel dit jaar in een weekend – wat was er beter dan de tijd doorbrengen in een romantische cottage aan het strand? En zou het niet de perfecte plek zijn voor het aanzoek van Spence? Hij was altijd zo druk, maar de laatste tijd deed hij zo geheimzinnig. Misschien was hij het al aan het plannen! Ze moest hem gewoon de juiste omgeving geven.

Het besluit was genomen en Flora pakte haar telefoon op om haar moeder te bellen.

Hoofdstuk een

Stenen.

Niet het glinsterende soort edelsteen dat Flora had gehoopt te dragen aan de ringvinger van haar linkerhand dit weekend. De donkere, grillige stenen die uit de schuimende grijze zee in Wales omhoog kwamen waren meer het type dat Flora Bexton, kapster (die ontslag had genomen – zeker niet ontslagen was) naar het hoofd van haar vriend (gedumpt – compleet en onherroepelijk gedumpt) wilde gooide, na de niet zo fijne verrassing die hij haar had gegeven.

De golven spoelden over haar heen, waardoor er ijskoud zeewater van haar kraag tot kruis door haar geleende, veel te grote wetsuit stroomde. Ze keek met door zout water prikkende ogen richting de kust en schrok toen ze zag hoe ver weg die was. De cottage van haar moeder was nu een vage witte vlek. Bodyboarding in een zee zo blauw als het ei van een eend was leuk – tot het plotseling niet meer leuk was. Met haar ellebogen steunend op het board begon ze te denken aan de dag ervoor en haar positie evenwijdig aan het land houden was het laatste waar ze aan dacht. Ze knarste met haar tanden terwijl haar hersenen haar martelden met het eerste.

Haar klant van die middag had afgezegd, dus had ze aangeboden het haar van een klant van een van de andere meiden te wassen. Haar baas, Rex, was kleuren aan het mengen geweest op het aanrecht achter haar.

‘Vind je het erg als ik eerder wegga, Rex? Het is mijn grote verjaardagsweekend en ik kijk er zo naar uit. Het weerbericht ziet er geweldig uit.’ Ze keek zijdelings naar hem terwijl ze conditioner uit de grote fles in haar hand pompte. ‘Mijn klant heeft afgezegd, dus...’

Hij negeerde haar en ze vroeg zich af of hij haar gehoord had. Ze masseerde de conditioner in de hoofdhuid van de klant tot ze hem achter zich voelde, te dicht tegen haar aan. Hij duwde zichzelf tegen haar aan zodat ze gedwongen werd zich schrap te zetten tegen de wasbank of ze zou over het gezicht van de klant vallen.

‘Ik kan je een gunst verlenen als je mij ook een gunst verleent,’ fluisterde hij in haar oor. Even verbijsterd keek om terwijl hij haar handen beetpakte. Hardop zei hij: ‘Nee Flora, zo doe je een hoofdmassage!’ terwijl hij met zijn steeds harder wordende kruis tegen haar kont aanwreef.

‘Mmm, dat is heerlijk,’ zei de klant, haar ogen dicht en een gelukzalige blik op haar gezicht. ‘Lekker hard, precies zoals ik het lekker vind.’

Woedend en met haar handen gevangen, stampte Flora hard op zijn voet en schoot met haar hoofd achteruit tegen zijn gezicht.

‘Fucking viespeuk!’ riep ze. Het kon haar niet schelen wat de klant dacht. Rex danste heen en weer op een voet, hield zijn gezicht vast en de tranen liepen over zijn wangen.

‘Mijn deus! ‘Rut!’ Zijn stem klonk gedempt vanachter zijn hand. ‘Je bent geslagen! Ik b’doel, ‘ntslagen! Ruit!’

Een hysterisch moment lang wilde Flora lachen. Ze had het compleet met hem en zijn gore grapjes en constante handtastelijkheid gehad. Dit was te veel. Ze was zich ergens bewust van de andere meiden, van wie de monden openhingen van schrik. Ze hadden zijn gedrag in het geheim besproken, hun wenkbrauwen opgetrokken, maar niemand was voor haar opgekomen.

‘O maak je geen zorgen, ik ga al. Je kunt je stomme baan in je reet steken. Ik ben weg!’ Ze stormde naar de personeelsruimte en gooide ziedend de deur van haar locker open, genoot toen die tegen de locker ernaast knalde en een deuk achterliet. Ze propte haar eigendommen in haar rugzak.

‘O Flora, nee! Laat hem je niet ontslaan!’ Dat was Karlie. Die laatst nog over hem geklaagd had in de personeelsruimte.

‘Dat heeft hij niet gedaan,’ zei Flora terwijl ze op haar lip beet. ‘Ik heb ontslag genomen. Ik zoek iets veel beters, maak je maar geen zorgen!’ Ze gaven elkaar snel een knuffel. ‘Zeg de meiden gedag voor me. We houden contact.’ Ze ging weg en toen was het nog erger geworden, want...

De herinnering stopte abrupt toen ze tegen een steen botste en haar vingers openhaalde.

Als ze hier uit kwam, onderhandelde ze met zichzelf terwijl ze keek naar het bloed alsof het aan iemand anders toebehoorde, zou ze aardiger zijn. Aardiger tegen haar vader? Misschien. Aardiger tegen haar halfzus? Nooit. Achterbakse, hatelijke trut. Ze zou Amber nooit de voldoening geven om hier te verdrinken.

Ze schreeuwde tegen de stenen en zocht naar haar laatste beetje kracht. Ze had een goede conditie. Ze zou hieruit komen.

Toch?

Jakes Australische lichaamsklok leek eindelijk op de tijd in Wales te staan en zijn maag knorde voor het eerst sinds tijden om een soort van ontbijttijd. Hij douchte snel, een douche die bijna lauw was omdat het zo lang duurde voordat het warm was, trok een spijkerbroek en t-shirt aan en liep naar beneden. Hij keek door de gordijnen naar de bleke zonsopgang. Met een beetje geluk waren er geen gasten zo vroeg in het hotel en kon hij een paar eieren bakken met wat toast zonder in de weg te lopen.

Pete, de ontbijtchef, was druk bezig om plakjes bacon in nette rijen te leggen om in de oven te worden gebakken. Hij trok zijn kin op als soort van begroeting naar Jake en Jake merkte de rand op van een amateuristisch uitziende tattoo op die vanaf zijn pols omhoog ging.

‘Vind je het erg als ik wat eieren roerbak, gast?’ Hij knikte naar het gasfornuis. ‘Ik ben zo klaar en dan weg, als je het goed vindt? Ik ruim zelf alles op.’

Pete kneep met zijn ogen naar hem en Jake kreeg de indruk dat hij nee wilde zeggen. Hij kon het hem niet echt kwalijk nemen. Ontbijt was een druk moment, zelfs in een klein hotel als dat van hen. Maar dat hij de kleinzoon van de eigenaren was, moest iets waard zijn.

‘Ja, lekker boeiend,’ gromde Pete uiteindelijk. ‘Water is gekookt. Gebruik die pan maar. Sta me niet in de weg.’

Misschien was hij gewoon geen ochtendmens, dacht Jake terwijl hij inwendig zijn schouders ophaalde en hij zijn ontbijt maakte. Hij merkte dat, behalve de nieuwe kok, er niet veel was veranderd in de keuken sinds hij weg was gegaan. Alleen de diepbruine kleur op zijn onderarmen herinnerde hem eraan dat hij echt weg was geweest en hij had nog steeds niet goed aan zijn grootouders uit kunnen leggen wat de echte reden was waarom hij terug was gekomen. In plaats daarvan stond hij zichzelf toe om opgeslokt te worden door de tijdloze routines van het hotel, dat nauwelijks was veranderd sinds hij hier als een verwarde kleine jongen was aangekomen.

Zijn oma had hem tijdens haar welkomstknuffels verteld dat hij te dun was en zijn opa had hem ingelicht hoe hij de douche in zijn kamer moest gebruiken. De kamer waar hij in had gewoond sinds hij vier was.

‘Het is goed, opa. Ik ben eenendertig,’ had hij met een glimlach gezegd. ‘Ik weet hoe ik een douche moet gebruiken.’

Als iemand er dun uitzag, was het zijn opa wel: een lange man die altijd vol energie had gezeten. Terwijl Jake zijn eieren op zijn bord schepte samen met zes plakken met boter besmeerde toast kwam zijn opa Bryn binnenlopen, zijn zilverwitte haar plat en nog steeds vochtig.

‘Bore da!’ Terwijl hij zijn goedemorgen in het Welsh de keuken in bulderde, merkte Jake op dat zijn opa een beetje mank liep en vroeg zich af of hij dat altijd al had gedaan of dat het nu veel erger was. Zo oud was hij toch niet? Hoewel hij minstens zeventig moest zijn. Dat was niet oud, niet in deze tijd.

‘Bore da, opa!’ echode Jake. Hij zette zijn bord en koffie op een dienblad om naar zijn slaapkamer mee te nemen. Hij had nooit samen met de gasten gegeten en wilde niet aan de keukentafel eten, met Chagrijnige Kok Pete die naar hem staarde. ‘Ik breng dit terug als ik klaar ben en dan help ik je, als je dat goed vindt?’ Had hij zich Pete’s oogrol ingebeeld? Zijn opa’s glimlach haperde een beetje en Jake zei snel: ‘Alleen als je hulp nodig hebt. Ik zeg niet dat je hulp nodig hebt, ik dacht alleen dat ik kon helpen, weet je...’ Zijn opa hing nu over Pete’s schouders en leek te vergeten dat Jake er was. Pete hing beschermend over het dienblad ontbijtgranen dat hij klaar zette.

‘Deze zijn klein. Zijn dat onze normale croissants?’ De toon van zijn opa was bevelend en Jake zag dat Pete zijn wangen opblies en zijn hoofd tussen zijn schouders liet zakken.

‘Ja, meneer Thomas.’

‘En weet je zeker dat dat de lokale honing en jam zijn? Ze zien er anders uit.’

‘Ja, ze zijn hetzelfde. Ze hebben alleen de verpakking veranderd.’

‘Is dat de bacon die verbrandt?’

‘Nee, het is prima. Open alleen niet de deur van de oven, alsjeblieft, dan laat je de hitte naar buiten.’

Fronsend liep Jake terug naar zijn kamer. Hij voelde zich op de een of andere manier niet op zijn plek en had heimwee naar de huizen die hij achter had gelaten. Naar dit thuis én hetgene in de snikhete Australische hitte. Hij voelde zich in geen van de twee meer thuis.

Hij verslond zijn ontbijt terwijl hij naar de zee keek vanuit zijn raam en liep terug naar beneden, zich afvragend of het te vroeg was om de overgebleven broodjes te helpen ‘opruimen’. Hij kwam zijn oma op de overloop tegen.

‘Goedemorgen Jake. Goed geslapen?’

‘Min of meer.’ Hij bukte om haar wang te kussen. In ieder geval leek zijn oma hetzelfde als anders. Zijn maag keerde zich een beetje om toen hij besefte dat hij in gelukkige onschuld had geleefd als het ging om de gezondheid van zijn grootouders terwijl hij weg was – maar nu hij terug was, was het een andere zaak. Ze waren immers nog de enige familie die hij had.

‘Oma, het water was vanochtend niet heel heet. Wil je dat ik naar de boiler kijk?’

‘Je moet het gewoon even laten lopen. Het is in orde.’ Zijn oma zwaaide afwijzend met haar hand en draaide zich naar de trap.

Hij hoorde zichzelf eruit flappen, als het kind waarin hij leek te zijn veranderd, wat er echt in hem om ging: ‘Is opa in orde?’

‘Wat bedoel je? Hij is perfect in orde.’

‘O, gewoon dat hij... eh, vanochtend niet zichzelf leek. Een beetje gestrest. In de keuken. Met de nieuwe kok?’

‘O hij.’ Zijn oma schudde geïrriteerd haar hoofd. ‘Hij is een beetje een lastpost. Bryn zegt dat hij dingen vergeet.’ Ze bekeek hem en hij voelde zich plotseling weer acht jaar oud. ‘Dus, je bent teruggekomen en je gaat alles nu overhoop halen?’

‘Helemaal niet! Ik maakte me gewoon een beetje zorgen om hem, dat is alles.’ Jake haalde zijn schouders op.

‘Hij is in orde. Hij wil gewoon zorgen dat alles in orde is. Nou. Ik heb het druk, lieverd. Geniet van je dag. Wat je ook doet.’ Ze haastte zich de trap af zonder achterom te kijken, waardoor Jake zich voelde alsof hij gewaarschuwd was voor zijn eigen nutteloosheid en hem dat tegenhield om iets te kunnen doen in het hotel.

Hij volgde haar met zijn dienblad naar beneden en glimlachte toen hij zijn opa charmant aan een tafel gasten hoorde uitleggen hoe ze de kleine cafetière voor koffie moesten gebruiken die hij had geserveerd. Maar de instructies waren woord voor woord hetzelfde bij elke opeenvolgende gast aan elke tafel en Jakes glimlach bevroor toen hij buiten de eetkamer stond te gluren en zag hoe de gasten hun wenkbrauwen naar elkaar optrokken achter de rug van zijn opa en erger nog, hun theepotten behoorlijk hard omwisselden.

‘Ik heb een Earl Grey – ik ruil deze voor de English Breakfast!’ riep een gast, door de kamer, tot grote hilariteit.

‘Pot voor een persoon – heeft iemand die voor een gezin?’

Terwijl Jake nooit van de gedwongen stilte van het ontbijt in een hotel had gehouden, sloop hij weg en voelde zich onrustig door de grappenmakerij van de gasten achter de rug van zijn opa om. Bryn gedroeg zich normaal niet zoals deze, tja, verstrooide oude man, toch? Zou oma anders iets gezegd hebben? Of misschien ontkende ze het. Wat als Bryn in het vroege stadium van dementie zat? Hij huiverde bij het idee dit aan te moeten kaarten. Misschien was het maar iets eenmaligs. Hij zou een oogje in het zeil houden. Het was een verschrikkelijke gedachte.

Onrustig, uit zijn doen en erger nog, zich ongewenst voelend, ging Jake op zoek naar zijn surfplank en wetsuit en vond ze op dezelfde plek waar hij ze bij zijn laatste bezoek had achtergelaten: in het buitengebouw waar ook zijn trainingsset, onafgemaakte Airfix kits, boeken en Lego lagen. Hij moest die spullen oprecht eens uitzoeken.

Hij ging terug naar zijn kamer, kleedde zich snel om in zijn wetsuit en rende naar het strand. De vroege kou was snel weg doordat hij liep te joggen, hoewel het neopreen van zijn wetsuit stijf en star was, en hij was blij dat hij er een hemd onder droeg wat hem warm hield en voorkwam dat hij schaafwonden kreeg.

Hij stond een paar momenten lang op het gouden zand, waxte zijn bord voor een betere grip, keek naar de zee en voelde de wind van de zee in zijn nek. Het tij zou net keren en de golven waren niet heel hoog, maar dit was Wales, niet Australië.

Hij keek naar het strand en zag toen dat de grote rolluiken van de strandwachtpost open waren. Hij was al lid van de Surf Life Saving Club sinds hij klein was. De grote trailer die de race surf ski’s en de race Malibu boards bevatte stond op het plein geparkeerd en hij kon volwassenen en kinderen volle vuilniszakken zien dragen. Dus moest het schoolvakantie zijn en het begin van de lenteschoonmaak. Dat zou leuk zijn; hij zou hen een helpende hand kunnen bieden, zichzelf nuttig maken, hallo zeggen en uitzoeken wat er was gebeurd sinds hij weg was gegaan. Misschien wat werk regelen en lokale info inwinnen.

Toen hij dichterbij kwam, zag hij verschillende mensen naar de zee wijzen en zijn blik ging naar de stenen rotsformatie ten oosten van het strand tot hij iets in het water zag, dicht bij de rotsen. Was het een zeehond misschien? Er waren eerder zeehonden in de baai geweest. Hij kneep met zijn ogen en besefte dat het een klein persoon was. Een kind? Alleen in de zee? Zeker niet. Hij bevroor en zijn maag trok zich samen. Laat het alsjeblieft geen kind zijn.

Het kleine gezelschap begroette hem toen ze hem herkenden en herhaalde het bericht dat ze net hadden ontvangen. Ze keken met hoopvolle gezichten naar hem, opgelucht dat hij er was. De Aussie Pro Strandwacht. Dat is wat ze zagen. Niet de mislukking die hij was. Hij kon het niet doen. Niet een kind. Hij staarde naar hen en merkte toen hun spijkerbroeken en fleecetruien op. Het waren ouders en vrijwilligers, geen getrainde strandwachten.

Het kostte hem grote moeite om zijn benen te bewegen. Hij liet zijn surfplank achter en pakte de bekende gele Malibu reddingsplank uit het rek terwijl mensen hem ‘Doe voorzichtig!’ en ‘We helpen je!’ toeriepen.

Hij stak het zware surfbord onder zijn arm, rende naar de zee en vervloekte zijn benen die wel van rubber leken. Hij vocht tegen zijn bonkende hart, gooide zichzelf op het bord en dook onder de golven. Toen hij bij de rotsen kwam, kon hij zien dat het geen kind was en opluchting overspoelde hem. Een tiener misschien? Onderstromen konden een zwemmer ongelooflijk snel uitputten.

Deze zag er doodmoe uit, met haar hoofd op het bodyboard, nauwelijks peddelend en duidelijk gevangen in de kracht van het rif. Hij moest daar snel naartoe. Het bloed versnelde in zijn aderen terwijl hij zich naar de getroffen surfer haastte. Dit was waar hij goed in was. Hij kon dit. Toch?

Flora hield het gladde oppervlak van het bodyboard vast. Er was nu geen pijn. Alleen overlevingsinstinct.

Dit was duidelijk niet het plan geweest. Een weekend in de cottage om haar wonden te likken en dan – haar spullen ophalen, op zoek naar een andere baan, ergens om te wonen... haar gedachten gleden weg. Dit alles zou niet gebeuren.

Ze zou hier dood gaan.

Hoofdstuk twee

‘Alles goed, mate?’

Ze hoorde de stem, rafelig op de wind, en dacht dat ze aan het hallucineren was.

‘Geen paniek, we helpen je!’

Het was duidelijk een stem. De spieren in haar schouders gilden van protest toen ze haar hoofd optilde om te kijken. Haar mond viel open. Was dat iemand? Daar, in de verte, die naar haar toe kwam? Ze wreef het zoute water met haar knokkels uit haar ogen en keek weer met half toegeknepen ogen.

‘Mooie dag ervoor, hè?’ Deze roep klonk dichterbij en het puntje van een gele surfplank verscheen over een berghoge golf, de persoon die erop zat peddelde naar haar toe met geruststellend sterke slagen. Het zou toch niet...

‘Dus je hebt onze beroemde magnetische rotsen gevonden? Maak je geen zorgen, ik haal je er snel uit.’

Dat accent... Chris Hemsworth? Thor? Uit de film?

‘Ja, dat krijg ik vaker te horen.’ Hij grijnsde, nu naast haar. ‘Mijn biceps zijn wel groter dan die van hem.’

Haar tanden klapperden. Dat had ze toch niet hardop gezegd? En beeldde ze zich een Australisch accent in? Hier, in Wales?

De kortstondige opluchting van een mogelijke redding zorgde ervoor dat haar grip losser werd en ze onder de brullende grijze zee verdween.

‘Als je gewoon, hier...’ kreunde de man terwijl hij haar omhoog trok en over zijn plank voor zich trok. ‘... voor me gaat liggen, zijn we snel terug.’

‘D-d-d-dank-k-k,’ probeerde Flora, door tanden die zo hard klapperden dat ze dacht dat ze ze misschien zou breken. ‘Zo... k-k-koud... sorry...’

‘Geen probleem! Nou, mijn naam is Jake en ik ga ons terug peddelen. Goed? Ik geloof niet dat we deze nog nodig hebben.’

Hij leunde naar voren en Flora hoorde het scheuren van klittenband om haar pols terwijl het hengsel van haar bodyboard werd verwijderd. Ze was opnieuw bang door het vooruitzicht dat ze haar drijfvlot kwijt was toen het bij hen wegdreef.

‘Neeee! Die is niet van mij! Ik krijg het wel voor elkaar. Ik kan z-zelf terugkomen. Het k-komt wel g-goed.’ Haar woorden klonken als de wartaal van een gestoorde vrouw en ze was opgelucht toen haar redder haar wijselijk negeerde.

‘Maak je geen zorgen, die spoelt wel aan. Of iemand springt erin om hem op te ruimen. Het komt wel goed. Ik weet niet hoe je het voor elkaar hebt gekregen überhaupt zo ver te komen op zo’n stuk rommel.’

Zijn vrolijke zelfvertrouwen begon haar met hoop te vullen, tot ze naar de kust gluurde en zag hoe ver weg ze waren. En waarom lag ze voorop?

‘Ik weet niet hoe ik moet sturen! Zou ik niet achterop moeten liggen?’

‘Ik ga je motor zijn hier achterop. Ik peddel voor ons beiden. Goed?’ Jakes stem was rustig en kalm. ‘Ik wil dat je je goed vasthoudt aan die handvatten daar, vlakbij je oren, zie je ze? Een aan elke kant.’ Flora greep ze vast, voelde dat haar lichaam verder op de plank werd gehesen, met haar benen wijd en haar voeten in de vinnen en bijna hangend over de zijkanten.

‘Laat niet los, wat er ook gebeurt.’

‘G-g-g-goed!’ Er hoefde niet gezegd te worden dat ze zich goed vast moest houden. Ze zou nooit meer loslaten.

Er was plotseling een warm gewicht op haar onderrug terwijl Jake achter haar ging liggen en met haar hoofd opzij kon ze zien hoe zijn armen het water wegschepten, zijn handelingen getimed met de zee die langs kwam rollen. Lag... zijn kin op haar... op haar kont? Was dat zo? Dat moest wel...

Ze had geen tijd om daarbij stil te staan, want de volgende golf gooide hen opzij en omver. Flora was zich bewust van Jake die de andere kant op leunde, achterover zat en de ene kant en toen de andere kant op leunde.

‘Hou je vast!’ riep Jake terwijl de plank hen allebei in het water gooide. Flora greep de handvatten en zag hoe de gele plank boven haar bleef hangen terwijl de grijsbruine golf over hen heen stroomde. Ze was bijna verbaasd toen de plank omdraaide en ze er zelf weer bovenop lag.

‘Gaat het goed? Sorry daarvoor!’ riep Jake. ‘We zijn er bijna. Het is altijd het ergst zo dicht bij de kust. Stomme zuigers.’

Het strand kwam snel tevoorschijn en Flora zag een kleine groep mensen bij de rand van het water, met broekspijpen opgerold, die naar hen toe kwamen.

Ze kreunde terwijl ze haar bevroren lichaam op handen en voeten dwong om af te stappen – en vervolgens weggleed, tegen Jakes harde lichaam knalde en met haar gezicht in zijn kruis terecht kwam. Ze kon de warmte van zijn lichaam door het neopreen voelen tegen haar ijskoude huid en zou graag willen blijven liggen.

‘Oeps, het spijt me,’ snakte ze naar adem, en ze duwde zich met tegenzin bij hem weg, ‘maar eh, het is mijn verjaardag!’ Zou ze ooit leren dat haar hersenen eerst moesten werken en dan haar mond?

‘Ja, en het was bijna je laatste!’ Hij trok haar rechtop, zette haar voor zich neer en trok haar flippers uit. Ze greep haar kuiten en snakte naar adem toen de spieren verkrampten. Haar tenen waren ijzig tegen de warmte van zijn handen terwijl hij eroverheen wreef.

‘Geef het een minuut,’ zei hij en keek haar aan.

Knipperend staarde ze naar hem terug. Diepe ogen met de kleur van door de zee gespoeld glas in een diep zongebruind gezicht met een brede mond. Lang, door de zon blondgekleurd haar in een staart in zijn nek gebonden.

‘Goed, het lukt nu wel, bedankt Jake, goed gedaan, mate.’ Armen die in neongeel waren gekleed staken zich naar haar uit om haar van de plank af te helpen en een van hen sloeg een thermodeken om haar schouders. ‘Kun je lopen? Moet je gedragen worden?’

‘Het gaat wel, bedankt,’ loog ze en ze dwong haar benen te gaan werken. Was het mogelijk dat ze het zó koud had en nog steeds leefde? Ze draaide zich naar Jake om. ‘D-d-d-dank j-j-je w-w-wel.’ Dat was het enige wat ze tussen het tandengeklapper tussendoor eruit kreeg.

‘Geen probleem,’ knikte Jake. Hij tilde de gele plank onder zijn opvallend gespierde arm en draaide zijn hoofd naar haar toe, zijn blik intens en zijn kaak gespannen. ‘Maar luister – onthoud gewoon dat als je gaat bodyboarden in deze omstandigheden, of welke omstandigheden dan ook, je altijd spul moet dragen dat je goed past en... heb je er zelfs maar aan gedacht om het weer te checken?’ Hij keek haar aan met een blik die haar deed huiveren. ‘Je had niet eens een zwemvest.’

‘Ik heb geen zwemvest nodig met een bodyboard,’ zei Flora. Ze wenste gelijk dat ze haar mond dicht had gehouden toen zijn wenkbrauwen omhoog gingen.

‘Nee, zeg het alsjeblieft niet. Je hebt het zeker al vaak op vakantie gedaan?’ Ze knikte en kromp onder haar deken ineen. ‘Met een mooie blauwe zee, in de zon?’ Ze knikte weer. ‘En nu ben je een expert.’ Hij schudde zijn hoofd, zijn mond een strakke lijn. En hoewel Flora huiverde door haar eigen lompheid, kon ze het niet laten om op te merken hoe mooi zijn mond was. Stevig.

‘Typische fout van een beginneling,’ ging hij verder. ‘Het niet checken van de stroming, het weer, je kleding, niet goed uitgerust.’ Hij keek naar haar wetsuit, die om haar gedrapeerd was als een jasje om een van die Chinese designerhonden. ‘En geen surfmaatje. Ga nooit,’ hij keek haar met die peilloze ogen aan, ‘in je eentje surfen. Nooit. Ga altijd met iemand mee.’ Zijn stem was streng.

Het bloed bonkte plotseling in haar hoofd. Ze was door haar vriend verraden, ze was haar baan kwijt en hier bijna dood gegaan. Ze hoefde niet de les gelezen te worden als een kind.

‘Ik h-heb niemand om mee te gaan surfen.’ Ontzet door het breken van haar stem, hoorde ze zichzelf snikken. ‘Ik h-heb n-niemand meer om iets mee te doen...’ Ze bedekte haar gezicht met haar handen om de aanblik van Jakes plotselinge geschokte blik te vermijden, liep met haar stijve benen het strand op naar twee lange, stille meiden toe die grote, goed zichtbare gelen jassen droegen en haar een sympathieke blik toewierp.

Haar neus stroomde leeg, een hele stroom snot en zeewater, en ze probeerde het op te snuiven, rillend onder haar deken. Dit was niet de ontsnapping die ze had gedacht dat haar vakantie zou zijn. Ze was een idioot. Ze zou haar spullen pakken en weggaan. Ze kon hier niet blijven. Behalve dat ze nergens meer naartoe kon. Niet naar huis. Niet terug naar hém. Hoe kon hij – zij – dat hebben gedaan? Verse tranen welden op en ze dacht dat haar hart zou breken.

‘Gaat het goed met je?’ vroeg een van de meiden na een tijdje, toen haar gesnik afnam. ‘Dat is een behoorlijke snee op je hand, dat lossen we wel op. Is er iemand die we voor je kunnen bellen? Ben je ver van huis? Wil je naar het ziekenhuis? Is er iemand die je kan brengen? Heb je pas nog een tetanusprik gehad?’

De vragen stroomden over Flora heen en ze schudde haar hoofd als antwoord op allemaal, behalve de laatste, waarop ze knikte. Ze zou zich vanaf nu bij haar motor houden, besloot ze. En men dacht dat dát gevaarlijk was! Dit was tien keer erger. En je kon meer kleding aan op een motor. Ze zou nooit meer warm worden.

Toen ze tussen de meiden in geklemd over het strand liep, draaide ze haar pijnlijke nek over haar schouder naar de zee die de kleur had van mosselschelpen en een zilvergrijze lucht. Ze had geluk gehad.

‘Bedank hem nogmaals van mij,’ zei ze tegen het neon jasje die naast haar liep. ‘Dat probeerde ik, maar...’

‘O maak je geen zorgen – dat is zijn baan, in Australië,’ zei een van de meiden in de fluorescerende jassen. De vleug trots in haar stem was onmiskenbaar. ‘Hij is geweldig. Iedereen heeft het over hem...’ Ze haalde haar schouders op. ‘Je hebt geluk gehad.’

‘Hij heeft me compleet uitgekafferd,’ zei Flora. ‘Maar goed, alles wat hij zei was waar. Ik zal er niet meer zo snel in gaan. Misschien nooit meer. Ik hou het bij mijn motor. Minder gevaarlijk!’ Ze probeerde te lachen, maar hoorde het eruit komen als een snak naar adem.

‘Je bent een coureur dus! Dan zul je vast goed op kunnen schieten met de meiden van het café. Ze zijn allemaal gek op hun motoren.’

‘Het Kunstcafé?’ vroeg Flora opgewonden, haar ellende even vergetend. ‘Ken je haar, de eigenaresse? Lucy?’

Het meisje grinnikte. ‘Natuurlijk. Iedereen kent Lucy. Onze lokale tv-ster. Maar ze is heel leuk. Heel aardig. Trouwens, het was iemand van het café die belde om ons te vertellen dat je in de problemen zat.’

‘Wauw. Dan moet ik er naartoe om ze te bedanken.’ Flora slikte en besefte weer hoeveel geluk ze had gehad. ‘Dit is mijn verjaardagsweekend. Ik zag haar op tv en hoopte dat we hier high tea konden doen. Ik. Niet wij,’ verbeterde ze zichzelf snel.

‘Dan moet je er helemaal langs gaan. Ze maken daar de beste warme chocolademelk. Dat zal je wel opwarmen.’ Ze kwamen bij de eerste hulppost aan en Flora zakte op een stoel met de zilveren deken over haar schouders, terwijl ze de snee op haar hand bekeken. Zodra die gewassen en gedroogd was, zag het er niet zo slecht uit. Met instructies om gelijk naar de SEH te gaan als er problemen mee waren, gaven ze haar een waterproof pleister om erop te plakken.

De SEH? Flora was van plan om gelijk naar het café te gaan zodra ze haar gegevens aan deze aardige meiden had gegeven. ‘Verblijf je hier dichtbij?’ vroeg een van hen. ‘Is er iemand die we kunnen bellen?’

Flora schudde haar hoofd, trok haar lippen strak door de tranen die weer dreigden te vallen bij de gedachte aan hoe alleen ze hier was. Wat een stom idee was dit geweest. En zo typisch voor haar. Ren ergens naartoe en maak overal een rotzooi van.

‘Heb je hulp nodig bij het omkleden?’

Flora schudde haar hoofd. ‘Ik heb hieronder niets aan,’ zei ze gehaast tegen de meiden. Haar andere ellende stond klaar om naar boven te komen als ze nog een lief woord tegen haar zouden zeggen.

‘Hardcore!’ De andere meiden lachten en Flora’s schouders ontspanden.

‘Het is niet mijn wetsuit,’ begon ze en de meiden lachten weer.

‘Nee, echt?’ zei een van hen sarcastisch, haar gezicht strak in de plooi, maar haar ogen glinsterden. Flora keek neer op het losse neopreen en deed mee met hun gelach.

‘En mijn voordeursleutel zit in het kleine vakje achterin.’ Ze wees naar haar nek. ‘En ik moet de wetsuit uitdoen om daarbij te komen... voor de voordeur... met niets aan...’

‘Maak je geen zorgen. Draai je om. Je zal niet de eerste zijn.’ Ze voelde hun warme vingers in haar nek en ze gaven haar haar sleutel.

Haar geweten speelde op toen ze hen een valse naam en adres gaf nadat ze zo aardig tegen haar waren geweest, maar ze wilde niet dat iemand haar hier nog op zou zoeken, niet na wat ze had gedaan.

De valse naam was in haar op gekomen toen ze het op een van de levensgrote halve torso’s had zien staan die in de hoek van de eerste hulppost stond. Een reanimatie-trainingshulpmiddel dat behoorlijk eng was, met dat bleke gezicht, een halfopen mond en gesloten ogen.

Flora bedankte hen voor hun hulp en sleepte zich terug naar Sea-Spray Cottage, met een flipper in elke hand. Hoewel het maar aan de overkant van het strand was, hadden het net zo goed kilometers kunnen zijn met die loden benen van haar.

Ze bracht nat zand mee de onberispelijke cottage in, de energie om de wetsuit-laarzen uit te trekken had ze niet. Toen ze hier gisteravond laat was aangekomen, had ze zich schrap gezet voor herinneringen aan de zomers van haar jeugd die naar boven zouden komen. Ze wist nog steeds niet zeker of ze opgelucht of teleurgesteld was dat ze zich niets van de cottage kon herinneren. Was het de uitgebreide renovatie die haar parten speelde? Of haar hersenen die het allemaal uitgewist hadden? Ze had echt gedacht dat het allemaal terug zou komen, maar ze voelde zich hier een vreemdeling.

Het was wel prachtig. Een grote schuifpui die over het strand uitkeek, en het gestreepte raamzitje bedekt met grote bloemige kussens was een perfecte plek om te zitten en de wereld voorbij te zien trekken. Flora had het exclusieve recht om het huisje dat weekend te gebruiken en haar lieve moeder had zelfs voor een mand boodschappen gezorgd als verjaardagscadeau.

Flora slikte, bijna in tranen toen haar blik op de champagne, de rode en witte wijnen en in folie gewikkelde chocoladeharten viel, voor haar ‘romantische verjaardagsweekend’.

Nu ze aan haar moeder dacht, voelde ze zich nog eenzamer. Ze wilde nu dat ze haar maar mee had gevraagd. Maar ze was zo boos geweest – boos en woedend, dat niemand met een gezond verstand tijd met haar door had willen brengen.

Ze sleepte zichzelf naar de badkamer, die zachtwit en kalkblauw was geverfd, net als de rest van de cottage, zette de douche op heet en stapte eronder in haar wetsuit terwijl stoom de ruimte in stroomde. Pas nadat het warme water tussen het klamme neopreen en haar huid was gestroomd, stroopte ze de plakkerige wetsuit van zich af en schopte hem van zich af in de douche.

Haar huid zat vol kippenvel en was zo koud als een gekoelde kip. Ze moest zichzelf dwingen om haar korte haar te wassen en wat douchegel op haar handen te doen, die tintelden toen het bloed er weer doorheen begon te stromen, en toen gleed ze langs de muur naar beneden en zat in de douchecel terwijl het hete water over haar heen stroomde.

Ze had daar kunnen slapen. Het kostte veel moeite om de douche uit te zetten en eruit te stappen. Ze wikkelde zichzelf in een grote, luxe handdoek en bedankte inwendig haar moeder voor het vermogen om alleen voor het beste te gaan. Ze klopte zichzelf droog zonder haar gewoonlijke energie, zette de verwarming aan en trok haar badjas aan. Haar korte haar was zo handdoekdroog. Ze dacht erover om een warm drankje voor zichzelf te maken, maar in plaats daarvan kroop ze tussen de lakens van het bed waar ze de hele nacht in had liggen draaien en deed haar ogen dicht, wanhopig op zoek naar slaap.

Hoofdstuk drie

Achter de leegte van haar oogleden speelde de dag van gisteren zich weer af als een film die ze niet wilde bekijken. Het maakte niet uit hoe hard ze haar ogen dicht kneep, ze woelde of in haar kussen sloeg, hij bleef onophoudelijk afspelen tot ze niets anders kon dan er steeds maar opnieuw naar te kijken.

Ze had zich zo verheugd op dit weekend. Het tijdschriftartikel had een klein zaadje geplant over teruggaan naar het strand in Wales waar ze zovele eindeloze zomervakanties had doorgebracht en ze had de cottage voor haar en Spence geboekt. Gewoon voor een weekend. Voor haar verjaardag. Haar dertigste. Een mijlpaal, eigenlijk, als het ging om verjaardagen.

Ze waren vroeger zo magisch, haar verjaardagen in de cottage toen ze klein was. En toen, na die donderslag op haar elfde verjaardag, waren ze niet meer zo geweldig. Helemaal níét. Elk jaar waren ze een graadmeter van hoe verschrikkelijk haar leven was. De herinnering stond haar nog helder voor de geest en af en toen haalde ze hem naar boven om te bepalen hoeveel het nog voor haar betekende. Het was soms lastig voor te stellen dat ze de verschrikking van die dag zo lang had vastgehouden, maar dat had ze wel gedaan.

En waarom hadden haar ouders in vredesnaam gedacht dat haar verjaardag een goed moment was om haar te vertellen dat het nieuwe kleine meisje dat bij haar feestje op het strand was aangesloten haar halfzus bleek te zijn? Een halfzus die maar iets jonger dan zij bleek te zijn!

Ze was sindsdien niet meer teruggegaan naar de cottage. Met de onbuigzaamheid die alleen een puber kon hebben, had ze gewoonweg geweigerd terug te gaan. Ze had het bestaan ervan in haar gedachten geblokkeerd, had er nooit meer over gesproken ondanks de zachte dwang van haar moeder. Haar vader, die ze had aanbeden, had hen totaal verraden en Flora had gehaat wat hij had gedaan.

Het feit dat alle volwassenen zich beleefd gedroegen, maakte het in haar ogen nog erger. Ze wilde dat haar moeder boos zou worden, zou schreeuwen, en dat deed ze nooit. Ze glimlachte vriendelijk, knuffelde haar vader en was aardig tegen “de andere vrouw”, Helen.

Flora had het goedgemaakt met haar eigen geschreeuw en boosheid, herinnerde ze zich. Bezeten van pure woede reageerde ze het op iedereen af en ze hadden allemaal op haar woede gereageerd met liefde en geduld. Behalve Amber. Amber, het nieuwe en buitengewoon mooie kind op haar strandverjaardag, die ze eigenlijk best aardig vond – tot ze erachter kwam dat ze haar kleine zusje was – was de perfecte spiegel voor haar turbulente emoties. Amber was verschrikkelijk. Echt verschrikkelijk. Maar ze wist hoe ze haar gedrag moest spelen. Dus als Flora huilde en mokte, was Amber lief en volgzaam. Haar sluwe en verschrikkelijke grappen werden bijna nooit bestraft, omdat iedereen dacht dat Flora zoals normaal zeurde. Het was moeilijk toe te geven dat ze werd gepest door een jongere zus.

Zoals gebruikelijk was ze hier op haar verjaardagsweekend, en zoals een kaartenhuis alles weer in elkaar gestort. Ze verbleef in een romantische en prachtige cottage op het strand – in haar eentje.

Ze schoot omhoog, liet zich toen op de kussens neervallen en schopte tegen de dekens. Dit weekend stak boven alle andere uit. Niets was ooit zo erg geweest. Ze kneep haar ogen dicht terwijl ze gromde toen de interne film van haar rampenweekend weer begon af te spelen en gladjes overging in die van haar baas waarin hij haar ontsloeg en zij wegliep...

Buiten de kapperszaak, in de koude lucht, had ze een paar keer diep ingeademd. Haar hand trilde toen ze de sleutel van haar motor keer op keer liet vallen tot ze wel kon gillen. Ze moest rustig worden; ze kon in deze staat niet rijden. De woede die haar lichaam overspoelde, had haar misselijk en trillerig gemaakt.

Toen ze zich een beetje rustiger voelde, deed ze haar oordoppen in, deed haar helm op en trok de riem strak onder haar kin. Toen ze zich op de rit in het rustige verkeer focuste en de zon die haar rug verwarmde, kalmeerde de spanning in haar buik en kon ze haar optimistische gedachten de loop laten over het solliciteren bij andere kapperszaken. Fuck Rex en zijn salon. Ze kon zoveel beter krijgen. Op een dag zou ze haar eigen salon hebben en zou ze duizendmaal beter zijn dan die viezerik.

Zodra ze haar straat in reed, remde ze af, drukte op de sleutelhanger waardoor de garagedeur op afstand open ging, keek hoe die zoals gewoonlijk omhoog rolde, zette toen de motor af en reed rustig over de steile oprit de garage in. Daar werd ze altijd blij van, als die deur betrouwbaar omhoog rolde zodat ze er gewoon in kon rijden.

Helaas was er geen afstandsbediening die haar motor om kon draaien zodra die in de garage stond en het lukte haar met geen mogelijkheid om het zelf te doen in de kleine ruimte. Het frustreerde haar dat ze op haar vriend, Spence, moest wachten om het voor haar te doen. Hij duwde ‘m of achteruit de garage in voor haar, of hij draaide ‘m op de standaard. Ze kon niet kijken als hij dat deed, bang dat hij haar geliefde motor zou laten vallen.

Het was geen stoere, dure motor, zoals zijn Ducati, maar de motor was van haar, afbetaald en het stond voor haar mobiliteit: haar goedkope vervoer naar het werk leuk om op te rijden. Haar geliefde, felgroene Ninja van 300cc.

Ze liet zichzelf binnen, zachtjes, aangezien Spence vanuit huis werkte en vaak videogesprekken voerde waarbij ze een keer per ongeluk vrolijk binnen was gelopen met ‘Hallo, grote jongen!’ Dat had ze alleen maar die ene keer gedaan, want hij was woedend geweest.

Ze gooide haar rugzak bij de deur neer, sloop naar boven, stak haar hoofd om de hoek van het kantoor en zag zijn lege stoel. Ze ging ervanuit dat hij op de wc zat en duwde de deur naar hun slaapkamer open om zich om te kleden. En wat ze daar had gezien, had haar geen keuze gelaten – ze was gevlucht.

En ze had haar eigen motor achtergelaten...

Ze moest van pure uitputting in slaap gevallen zijn, aangezien ze een paar uur later wakker werd door een spervuur van geluidjes van WhatsApp, de meiden van de salon die haar een fijne verjaardag wensten. Ze voelde zich een beetje huilerig en emotioneel bij de gedachte dat ze zo ver bij iedereen vandaan was. Haar duimen vlogen over het kleine toetsenbord, ze bedankte hen voor hun berichten. Er was geen nieuws van Rex of wat hij misschien van plan was en ze durfde het niet te vragen. Er was een limiet aan waar ze op dit moment mee om kon gaan. En geen bericht van Spence.

Ze wist niet wat ze daarvan moest denken. Was hij dan niet bang dat ze vermist was? Of had hij wel opgelet toen ze zei waar ze dit weekend naartoe zouden gaan? Ze vermoedde dat dat niet zo was. Ze wist niet zeker of hij wel opgelet had toen ze opgewonden haar plannen met hem deelde, aangezien hij andere dingen aan zijn hoofd had. Had hij ooit weleens op haar gelet?

Haar maag trok samen en er stroomden hete steken pijn door haar borst. Ze klemde haar mond dicht vanwege de woede van het verraad. Ze sprong op, ijsbeerde door de kamer en trilde van de nerveuze energie.

De woorden van de strandwacht dreven als een zalf haar onrustige geest binnen. ‘Ze hebben daar de beste warme chocolademelk. Dat zal je wel opwarmen.’ Haar maag knorde bij de gedachte aan een grote warme chocolademelk met slagroom, marshmallows en een chocoladeflake. En dan zou ze de meiden appen om te vertellen waar ze was... in het beroemde Kunstcafé van Lucy. Ze kon hier niet het hele weekend als een loser blijven zitten.

Eenmaal aangekleed trok ze haar motorjas over haar fleecetrui en liep over de weg naar het café, huiverend in de koude wind. De berichten van haar vriendinnen zorgden voor heimwee, maar de twee motoren die op het parkeerterrein stonden en de wetenschap dat het café het eigendom was van motorrijders, voelde aan als thuis en gaf haar het gevoel dat ze hier misschien thuishoorde. Met een direct uitzicht op het strand, in mooi zeegroengrijs geverfd, en het uithangbord kunstig en trendy was het ook een plek – zo wist Flora uit haar uitgebreide onderzoek – om kunst, handgemaakte sieraden en keramiek te kopen. Dat was dankzij Lucy. Haar mede-eigenaar Richard maakte de taarten. Ze waren het ideale stel en ideale zakenpartners, en ze keek ernaar uit om het café in het echt te zien.

Zodra ze de deur open duwde, trok de warme lucht haar naar binnen. Ze stapte over de drempel, snoof de verse geur van gemalen koffiebonnen en troostende aroma’s van toast en cakes op uit de lucht. Het was zo identiek aan de stijlvolle koffietentjes waar ze thuis naartoe ging, waar ze van die grote lattes met haar klootzakkerige ex-vriend had gedronken – ze kon niet eens aan zijn naam dénken – en was verbaasd toen ze een snik weg moest slikken en tranen uit haar ogen moest vegen. Waarom hadden ze haar dit aangedaan?

Ze had nu een vriendelijk en bekend gezicht nodig, iemand die haar kende en haar zou toestaan een beetje raar te doen – en deze mensen in het café waren gewoon vreemdelingen. Haar lichaam straalde haar besluiteloosheid, twijfel, huivering uit, haar wens om weg te rennen. Maar ze moest blijven. Waarom was alles zo zwart-wit voor haar? Zo’n drama? Wegrennen zou niet altijd het antwoord moeten zijn.

Ze had bij haar moeder moeten blijven – op de bank slapen was prima geweest – en dan na een paar dagen naar huis moeten gaan, het met Spence moeten uitpraten. Maar ze wist ze dat ze dat niet had kunnen doen. Dat was niet hoe zij in elkaar zat. Als ze terug was gegaan, zou ze hem vermoord hebben. En hoewel dat een van die dingen is die je zegt, maar niet echt meent, had ze zich op dat moment toen ze hen samen gezien had – haar lange benen om zijn samengeknepen kont geslagen – moeten omdraaien. Ze kon niet voor zichzelf instaan, wat haar lichaam zou doen zonder haar hoofd erbij. Ze wilde er niet over nadenken, niet over hen.

Wat ze hád gedaan leek al erg genoeg.

Hoofdstuk vier

Het clubhuis van de strandwachten was een bijenkorf van bedrijvigheid, krioelend van de vrijwilligers, juniorleden en hun ouders, die allemaal bij elkaar waren gebracht om het gebouw en het gereedschap schoon te maken, klaar voor het begin van het zomerseizoen. Dat meisje had geluk gehad dat hij haar had gered net toen ze open waren gegaan. Er waren in deze tijd van het jaar geen patrouilles ingeroosterd, dus er waren geen waarschuwingsvlaggen uitgehangen. Niet dat ze erop gelet zou hebben, vermoedde hij.

Verschillende mensen keken op van het vegen en het verzamelen van vuil in zwarte vuilniszakken om hem staande te houden.

‘Hé Jake – goed gedaan!’

‘Goed dat je er was!’

‘Je zou genomineerd moeten worden voor een prijs!’

Hij beantwoordde ze allemaal met een glimlach. Een prijs? Dat zouden ze niet zeggen als ze wisten... Hij huiverde toen de kou hem inhaalde.

Later liep hij gedoucht en omgekleed op zijn gemak de eerste hulppost in en keek hij naar het register met namen van vermiste kinderen, mensen die eerste hulp hadden gekregen en mensen die uit de zee waren geplukt.

De laatste zin was: ‘Annie Rees, Clare Gardens.’ Nadat hij hem las, dwaalde zijn blik door de kamer en bleef rusten op de pop waar ze hun levensreddende technieken op oefenden. Duidelijk op de tas gedrukt waren de woorden: ‘Re-Sussi Annie’. Annie Rees. Dat was te toevallig, toch? Een valse naam. Moest wel. Hij fronste en kon het niet laten om zich af te vragen waarom ze dat had gedaan. Waarom moest ze zich verstoppen?

Maar erachter komen was niet zijn taak en dat wist hij. Hij was tijd aan het verspillen. Rusteloosheid en schuldgevoel kropen omhoog en hij ging naar boven, naar de warme keuken waar de helpers en ouders broodjes opensneden en ze uitstaken zodat ze gevuld konden worden uit de grote pan met hotdogs die op het fornuis opgewarmd werd. Een rij kleine kinderen die aan het werk was geweest om vuil van het strand in vuilniszakken te stoppen, knepen gele en rode flessen leeg in de broodjes en verslonden ze enthousiast.

‘Wil je een ‘dog?’ Iemand stak er een naar hem uit en Jake pakte hem aan, zich op dat moment plots bewust van zijn enorme honger. Drie hotdogs later en zijn honger was voor even gestild. Hij zwaaide de clubleden uit die nu aan het afbouwen waren, op hotdogs kauwden en de wedstrijden en trainingen van dat jaar bespraken.

Als leden van de Strandwachtclub, de liefdadigheidsorganisatie die strandwachttrainingen en strandpatrouilles regelden, hadden ze het altijd druk: er was altijd een rooster met evenementen waar men naartoe moest en die een inzet van honderd procent van iedereen eiste. Dat was wat hij er altijd fijn aan had gevonden. Het gevoel van erbij horen. Jake was niet alleen een local uit zijn jeugd, hij wist dat hij tot de top van Surf Life Saving hoorde door zijn werk in Australië. En ondanks het feit dat iedereen hem van het tegenovergestelde wilde overtuigen, kon hij het verschrikkelijke schuldgevoel over de redding die verschrikkelijk mis was gegaan niet van zich afschudden. Dat was waarom hij naar huis was gekomen. Hij had kunnen blijven, een verblijfsvergunning aan kunnen vragen. Maar hij kon nu gewoon niet met zichzelf leven.

Hij was van plan in de buurt te blijven nu hij weer thuis was. Hij vond het hier heerlijk. Hij keek rond over het strand. Verwaaid door een koude wind en met de zon die zich achter de grijze wolken verstopten, vond hij nog steeds dat het mooier was dan de hete Australische stranden. Of misschien was het omdat dit thuis voor hem symboliseerde. Waar hij, als hij eerlijk tegen zichzelf was, liever niet zou willen zijn, maar hij had een plek nodig om zijn wonden te likken en te beseffen dat het tijd was om zijn verantwoordelijkheden te nemen en volwassen te worden. Het was makkelijk om zichzelf in zee te storten. Dat was een omgeving die hij goed kende en waar hij mee om kon gaan. Zijn lichaam was getraind, zijn spieren sterk. Fysieke inspanning was altijd makkelijk voor hem geweest.

Maar dit – deze mentale angst – was veel harder om aan te pakken dan het tillen van zware gewichten.

Het café was warm, wat goed was, en zat bijna helemaal vol, wat niet zo goed was. Nu ze erkend had dat ze behoefte had aan gezelschap, wist Flora niet zeker dat ze echt met iemand wilde praten. Ze voelde zich emotioneel en kwetsbaar, wat niet te zien was aan de harde buitenkant die ze liet zien. Haar bijnaam op school was ‘Cactus’ of ‘Spijker’ geweest, iets totaal anders dan haar bloemige naam, maar heel erg passend bij haar persoonlijkheid.

Ze kon het niet helpen: ze dacht bij zichzelf dat het allemaal prima was om een korte vakantie van een paar dagen aan zee te nemen, maar dat ze op een gegeven moment terug moest naar haar oude leven en nu had ze geen baan, geen vriend en nergens om te wonen. Zittend in dit fijne café dat op het strand uitkeek was nog een manier om het onvermijdelijke niet onder ogen te zien – dat ze straks bij haar moeder op de bank moest slapen omdat ze verder niets had.

‘Warme chocolademelk, alsjeblieft,’ zei ze en ze keek naar de vitrine vol heerlijk uitziende taarten. Haar maag knorde luid en het lange, donkerharige meisje achter de toonbank lachte. De letters op haar zwarte naamspeldje met het Kunstcafé-logo op een kunstenaarspalet van taarten lieten zien dat haar naam Jo was.

‘Met alles erbij?’ vroeg ze.

Flora knikte. ‘Ja, graag – en die taart daar.’ Ze wees naar een groot stuk worteltaart, haar favoriet.

‘Wil je er custard bij?’

‘Custard? Is dat normaal?’

‘Het is een goede manier om op te warmen,’ zei Jo met een glimlach. ‘Je ziet er bevroren uit, als je het niet erg vindt dat ik het zeg. En je klinkt hongerig.’

‘O ja, verdorie, doe maar dan.’ Flora glimlachte terug. ‘En je hebt gelijk over beide dingen, toevallig.’

‘Ik breng het naar je tafel. Waar zit je?’

Flora scande het café. De moed zonk haar in de schoenen toen ze zag dat de enige vrije stoel bij een tafel stond die al bezet werd door haar chagrijnige redder van die ochtend. Wat had de strandwacht gezegd dat zijn naam was? Jake. Hij staarde somber in zijn beker en ze besloot dat ze in ieder geval geen gesprek hoefde te beginnen.

‘Daar.’ Ze wees en voegde toen impulsief toe, voordat de zenuwen het overnamen: ‘Is de manager vandaag aan het werk? Ik vroeg me af of er vacatures waren voor het café?’

‘Kun je morgen langskomen? We gaan om tien uur open. Dan is er iemand aanwezig.’ Jo glimlachte en keek over Flora’s schouder om aan te geven dat er een rij achter haar stond, dus liep Flora langs de tafels en ging tegenover Jake zitten.

Hij keek kort op en erkende haar aanwezigheid met een knik. Flora opende haar mond om iets te zeggen en klemde ‘m dicht toen hij verder ging met zijn koffie opdrinken en erin roeren met een grimmige vastberadenheid. Hij had haar duidelijk niet herkend. Nou ja, ze was droog en ze had kleding aan, en hij had haar alleen lang genoeg bekeken om haar de les te lezen.

‘Er gaat vast over een paar minuten daar een noodvuurpijl op,’ zei ze, knikkend naar zijn beker. Hij fronste naar haar.

‘Sorry?’ Hij hield haar blik vast met zijn zeegroene ogen, de welgevormde gelaatstrekken van zijn gezicht scherp, en ze ging rechterop zitten. Een deel van haar wenste, zoals altijd, dat ze haar mond had gehouden.

‘Ik eh, wilde je bedanken dat je me vanochtend hebt gered.’ Ze zag hoe zijn blik over haar gezicht ging. ‘Bodyboard op de magnetische rotsen?’ Zijn wenkbrauwen schoten omhoog, dik en zongebleekt tegen zijn huid. Zoals zijn haar, waar ze maar wat graag haar kappersvaardigheden op los zou laten. Zijn haar had echt een goede knipbeurt en wat conditioner nodig. Die gezouten lokken waren nu bijna dreads.

‘Ah.’ Hij knikte, zijn blik nog steeds streng. ‘Jij bent “Annie Rees”. Blijkbaar.’

Flora kon de aanhalingstekens om de verzonnen naam horen, wat haar vertelde dat hij wist dat die nep was. Ze wist eigenlijk niet eens meer waarom ze dat had gedaan. Ze zou een hopeloze geheim agent zijn.

‘Eh...’ Ze wiebelde op haar stoel, voelde zich ongemakkelijk en keek rond op zoek naar een plekje ergens anders, maar zag zo snel niets. Haar warme chocolademelk werd neergezet en toen ze weer naar hem opkeek, bekeek hij haar nog steeds rustig. Ze voelde zich alsof ze gepeld werd als een ui.

‘Goed, ik geloof dat ik je een sorry verschuldigd ben,’ zei hij, waardoor ze in de war raakte.

‘Huh? Echt? Ik dacht dat ík de drama queen inzinking had gehad.’

Hij keek verrast en Flora keek hoe een langzame glimlach zijn mondhoeken optilde, waardoor witte tanden onthuld werden en lachrimpels uit zijn ogen straalden. Hij zag er op dat moment als een compleet ander persoon uit, meer als de grappige held die ze in de zee had ontmoet. ‘We hebben allemaal onze problemen, geloof ik. Het was niet de juiste tijd om je de les te lezen.’ Hij leunde naar achteren en keek haar vermoeid aan.

Ze lepelde wat van de slagroom van haar warme chocolademelk en likte het van de lepel. ‘Yup. En al helemaal niet nadat je de hele tijd met je kin op mijn kont had geleund.’ Lieve help, wat was er met haar filter gebeurd? Dat was normaal al nauwelijks aanwezig, maar nu...

Zijn wenkbrauwen schoten bijna zijn haargrens in. ‘Pardon?’ De lachrimpels verdwenen.

‘Sorry... sorry, stomme poging tot een grapje...’ Ze pakte de glazen beker bij het handvat op en dronk van haar chocolademelk om haar mond iets anders te doen te geven, terwijl ze probeerde niet te stikken door hoe heet het was. Ze reikte snel naar een servetje om haar slagroomsnor weg te vegen, die er vast en zeker moest zitten.

‘Hmm.’ Hij fronste naar haar, maar ze kon zien dat die volle mond in één hoek omhoog ging. ‘Er heeft nooit iemand geklaagd...’ Hij tilde zijn beker naar zijn mond en nam een slok. ‘Ugh. Koud. Ik ben normaal niet zo’n...’ Hij schudde zijn hoofd en haalde zijn schouders op.

‘Chagrijn?’ bood Flora aan.

‘Ja, zoiets.’ Er klonk zeker een Australisch accent in zijn stem door.

‘Het is niet jouw werk om aardig tegen me te zijn. En alles wat je zei was waar. Ik verdiende het allemaal. Het kwam vandaag alleen een beetje hard aan.’ Ze keek op toen haar worteltaart werd neergezet. Het was een enorme portie, compleet bedekt met custard. ‘Jeetje. Dat kan ik echt niet allemaal op.’

‘Da’s wel een manier om je wetsuit te vullen,’ zei Jake, starend naar de overvolle kom.

‘Het was niet míjn wetsuit.’

‘Dat dacht ik al toen ik een handvol neopreen pakte met niemand erin,’ zei Jake en voegde toen met hoge stem die haar moest voorstellen toe: ‘O nee, ik red het wel, dank je, ik hoef niet gered te worden. Ik geniet hiervan, echt. Het water is heerlijk...’

‘O jee. Was ik echt zo erg? Sorry. Blij dat je mijn gemekker hebt genegeerd, hoewel ik geloof dat je dat laatste stuk hebt verzonnen. Ik ben echt mijn eigen ergste vijand af en toe.’ Flora’s eetlust verdween toen ze het grote stuk taart bekeek. ‘Wil jij dit soms?’ Ze duwde het naar hem toe.

‘Ik zal helpen, als je wilt.’

‘Ik doe niet aan dubbeldippen met jou, ik ken je nauwelijks.’ Ze sprong op. Alles wat ze zei klonk als dubbelzinnig. Het was vast de zeelucht. ‘Ik haal nog wel een schaaltje.’

Toen ze terugkwam bij de tafel, schepte ze een kleine portie in het nieuwe schaaltje en kon het niet laten om te giechelen toen Jake poogde er niet teleurgesteld uit te zien. ‘Deze is voor mij. Ik geloof dat mijn ogen groter waren dan mijn maag toen ik dat bestelde.’

‘Mijn oma zei dat altijd tegen mij.’ Jake trok de kom met het nog dampende dessert zonder aarzeling naar zich toe. ‘Bedankt, eh, Annie. Heel aardig van je.’

Ze aten even in stilte en Flora voelde dat de hete custard en worteltaart haar eindelijk opwarmde. Ze deed haar leren motorjasje uit, hing het over de rugleuning van haar stoel en keek hoe hij de rest van de taart zijn kom verorberde. ‘Het klinkt niet alsof je hier vandaan komt.’

‘Dat is wel zo – soort van,’ zei hij tussen de happen door. ‘Maar dat is een lang verhaal.’