The Great Dictionary Dutch - English E-Book

Benjamin Maximilian Eisenhauer

• Herausgeber: Benjamin Maximilian Eisenhauer
• Kategorie: Bildung
• Serie: Great Dictionaries
• Sprache: Englisch
• Veröffentlichungsjahr: 2022

Seitenzahl: 1264

Beschreibung

This dictionary contains around 70,000 Dutch terms with their English translations, making it one of the most comprehensive books of its kind. It offers a wide vocabulary from all areas as well as numerous idioms. The terms are translated from Dutch to English. If you need translations from English to Dutch, then the companion volume "The Great Dictionary English - Dutch" is recommended.

Leseprobe

The Great Dictionary

Dutch - English

70.000 Entries

Benjamin Maximilian Eisenhauer

© 2021

Table of contents

Preface

Vocabulary

A

B

C

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

P

Q

R

S

T

U

V

W

X

Y

Z

Imprint

License and data origin

Preface

This dictionary contains around 70,000 Dutch terms with their English translations, making it one of the most comprehensive books of its kind. It offers a wide vocabulary from all areas as well as numerous idioms.

The terms are translated from Dutch to English. If you need translations from English to Dutch, then the companion volume "The Great Dictionary English - Dutch" is recommended.

Vocabulary

A

Aabenraa{properNoun}AabenraaAagje{noun}Agathaaai{noun, verb}caress | strokeaaibaarheidsfactor{noun}level of cuddlinessaaien{noun, verb}stroke | pet | caressaaiing{noun}caressaak{noun}barge | Rhinebargeaal{noun}eel | ale | liquid manureaalbes{noun}redcurrant | currantAalborgAalborgaalbot{noun}turbotaalfuik{noun}eelbuckaalgeer{noun}eelspearaalglad{adjective}slippery as an eelaalkorf{noun}eelpotAalmarElmeraalmoes{noun}charityAalmoezen geven verarmt niet.{phraseologicalUnit}Almsgiving never made any man poor.aalmoezenier{noun}almoner | chaplainaalput{noun}cesspitaals{noun}wormwood | absinthiumaalscholver{noun}cormorantaalspeer{noun}eelspearAalst{properNoun}Aalstaalt{noun}manureaalvork{noun}eelspearaam{noun}aumaambeeld{noun}anvilaambeeldsbeentje{noun}anvilaambei{noun}haemorrhoids | pilesaambeien{noun}haemorrhoids | pilesaamborstig{adjective}short of breath | short-windedaan{adjective, adverb, preposition}toaan boordaboardaan boord gaanboardaan de bedelstaf brengenbeggaraan de beurtupaan de deur verkopenpeddleaan de gang gaan metget on withaan de grond zettenlandaan de haak slaanhookaan de hand vanby means ofaan de kantgangwayaan de kookaboilaan de kook brengenboilaan de lijn doenslimaan de oppervlakteabove groundaan de oppervlakte brengensurfaceaan de schandpaal hangenpilloryaan de schandpaal nagelenpilloryaan de schandpaal zettenpilloryaan de slagat workaan de slag schietenset aboutaan de wind{phraseologicalUnit}close hauled | hauledaan de zijde vanalongsideaan den armeskintaan diggelen slaanshatteraan een steekspel deelnemenjoustaan een touwtje hebben{verb}lead by the noseaan elkaarcursivelyaan hemhisaan het einde van de ritat the end of the dayaan het spit rijgenskeweraan het wankelen brengenlabefactionaan het werkat workaan mdesertaan partnerruil doenswingaanaarden{verb}earth upaanaarding{noun}earthing-up | embankment | landfillaanbakken{verb}stick | stick to the panaanbeeld{noun}anvilaanbeeldsbeentjeanvilaanbelanden{verb}end upaanbellen{verb}ringaanbesteden{verb}call for tendersaanbesteding{noun}tender | public tenderaanbetaling{noun}down paymentaanbevelen{verb}recommendaanbevelenswaard{adjective}recommendableaanbevelenswaardig{adjective}recommendable | advisableaanbeveling{noun}recommendationaanbevelingsbrief{noun}letter of recommendationaanbevelingswaardig{adjective}advisableaanbiddelijk{adjective}adorable | lovelyaanbidden{verb}adoreaanbiddenswaardig{adjective}venerableaanbidder{noun}worshipper | admireraanbidding{noun}worship | adorationaanbidster{noun}adorer | worshipperaanbieden{verb}offer | giveaanbieder{noun}provider | supplier | dealeraanbieding{noun}offeraanbiedingsprijs{noun}offer price | offering priceaanbinden [/ˈambɪndə(n)/] {verb}Become attachedaanblaffen{verb}bark ataanblazen{verb}blowaanblijven{verb}stay onaanblik{noun, verb}hueaanbod{noun}offeraanbodeconomie{noun}supply-side economicsaanbodzijde{noun}providing sideaanbotsen{verb}collideaanbouw{noun, verb}annexeaanbouwen [/ˈambʌʊə(n)/] {noun, verb}build onaanbouwsel [/ˈambʌʊsəɫ/] {noun}extensionaanbraden [/ˈambradə(n)/] {verb}sear | brownaanbranden{verb}burn | stick to the panaanbreken{verb}break | dawnaanbrengen{verb}fit | inform on | install | reportaanbrenger{noun}betrayeraanbrug{noun}abutment of bridge | roadway approach slabaandacht{noun}attention | acuity | advertence | advertencyaandacht schenken aanmindaandacht trekkendraw attentionaandacht vestigen opadvertaandachtig{adjective}attentiveaandachtsgebied{noun}area for special attentionaandachtshoer{noun}attention whoreaandachtspunt{noun}point of interestaandachtsstreep{noun}dashaandachtstreep{noun}dashaandachtsveld{noun}area for special attentionaandammen [/ˈanˌdɑmə(n)/] {verb}curbaandeel{noun}share | stockaandeelhebber{noun}shareholder | stockholderaandeelhouder{noun}shareholder | stockholderaandeelhouderschap{noun}share ownership | shareholdership | shareholdingaandeelhoudersovereenkomst{noun}shareholder agreementaandeelkoers{noun}stock quoteaandelenbelegger{noun}investor in sharesaandelenbeurs{noun}stock exchangeaandeleninkoop{noun}buyback | stock buybackaandelenkapitaal{noun}share capitalaandelenkoers{noun}share priceaandelenmarkt{noun}stock marketaandelenoptie{noun}share optionaandelenoptieplan{noun}stock option planaandelenoptieregeling{noun}share option schemeaandelenpakket{noun}block of sharesaandelenportefeuille{noun}equity portfolio | shares portfolioaandelenregister{noun}share registeraandelenruil{noun}exchange of shares | stock switchaandelenselectie{noun}stock selectionaandenken{noun}memory | souveniraandewinds{adjective}close hauledaandienen{verb}announce | usher inaandikken{verb}blow up | thickenaandoen{verb}put onaandoening{noun}afflictionaandoenlijk{adjective}moving | touchingaandoenlijkheid{noun}delicacy | sensibility | sensitivityaandraaien{verb}turn on | switch on | tightenaandragen{verb}appeal toaandrang{noun}urgeaandrift{noun}impulse | accessaandrijfas{noun}drive shaft | driving axleaandrijfkracht{noun}driving force | propelling power | propulsionaandrijfwieldrive wheelaandrijven{verb}driveaandrijving{noun}propulsionaandringen{verb}insist | urgeaandrukken{verb}push | pressaanduiden{verb}indicate | showaanduiden alsdesignateaanduiding{noun}index | indicationaandurven [/'ʔan.dɵr.və(n)/] {verb}dare | stand up toaanduwen{verb}push | pressaandweilen{verb}scrubaaneen{adverb}togetheraaneenbinden{verb}bundleaaneenbreienknitaaneengeschreven{verb}solidaaneengroeien{verb}knitaaneenknopen{verb}knotaaneenrijgen{verb}catenateaaneenrijging{noun}chainaaneenschakelen [/an.ˈen.sxa.kə.lə(n)/ | /an.ˈen.sχa.kə.lə(n)/] {verb}concatenateaaneenschakeling{noun}enchainmentaaneensluiting{noun}association | connection | liaison | linkingaanelkaarweveninterweaveaanfluiting{noun}mockery | farceaangaan{verb}concernaangaande [/anˈɣandə/ | /ˈanɣandə/] {preposition, verb}anentaangaande de waardentheorieaxiologicalaangapen{verb}gape | gape at | gawkaangeboren{adjective}innateaangeboren afwijkingbirth defectaangedaan{adjective, verb}touchedaangehuwd{adjective, verb}related by marriageaangeklaagde{noun, verb}accusedaangekleed{adjective, verb}dressedaangeleerd{verb}learnedaangelegenheid{noun}affairaangenaam{adjective}pleasant | niceaangenaam met u kennis te makenpleased to meet youaangenaam om met u kennis te makenpleased to meet youaangenaamheidamenityaangename kennismakingpleased to meet youaangenomen{adjective, conjunction, verb}adopted | adoptiveaangepast{adjective, verb}customaangeplakte vraagtag questionaangeschoten{adjective, verb}tipsy | shotaangeslagen{adjective, verb}beleagueredaangesloten{verb}onlineaangespen{verb}buckling together | clasping | girdaangestoken{adjective, verb}abroachaangetast{adjective, verb}affectedaangetekend{adjective, verb}registeredaangetrokken voelen totlikeaangetrouwd familielidin-lawaangetrouwde neefcousin-in-lawaangetrouwde nichtcousin-in-lawaangeven{verb}indicate | mark | hand | pass | reportaangever{noun}betrayeraangevochten{verb}contentiousaangewend{adjective, verb}applied | practicalaangewezen{adjective, verb}appropriateaangezet{adjective, verb}sharpenedaangezicht{noun}faceaangezichtsligging{noun}face presentationaangezichtspijn{noun}facial painaangezien{conjunction, verb}sinceaangifte{noun}notification | declarationaangifteformulier{noun}declaration | registration form | tax formaangooi{verb}shyaangorden [/ˈanɣɔrdə(n)/] {verb}gird on | strap inaangrenzend{adjective, verb}adjacent | bordering | neighbouring | adjoining | contiguousaangrijnzen{verb}grinaangrijpen{verb}moveaangrijpend{adjective, verb}moving | touchingaangrijpingspunt [/aːnɣrɛipɪŋzpʏnt/] {noun}excuse | point of action | point of application | point of departureaangroei{noun, verb}growth | foulingaangroeien{verb}growaanhalen{verb}quoteaanhalig{adjective}affectionate | caressing | cuddlesome | cuddlyaanhaling{noun}quote | quotationaanhalingsteken{noun}quotation markaanhang{noun, verb}adherents | disciples | followers | following | supportersaanhangen{verb}adhereaanhanger{noun}trailer | adherentaanhanger van Aristotelesperipateticaanhangsel{noun}accessoryaanhangselvraagtag questionaanhangster{noun}followeraanhangwagen{noun}traileraanhankelijk{adjective}affectionateaanhankelijkheid{noun}affectionaanharken{verb}rakeaanhebben{verb}have on | wearaanhechten{verb}attachaanhechtingspunt{noun}junctureaanhef{noun, verb}exordiumaanheffen{noun, verb}strike upaanhoren{verb}hear | listen toaanhoudelijk{adjective}continuously | persistentlyaanhouden{verb}arrest | stop | delay | halt | hold | postponeaanhoudend{adjective, verb}continuous | incessantaanhouding{noun}detention | arrestaanhoudingsbevel{noun}arrest warrantaanjagen{verb}harrowaankaarten{verb}alludeaankijken{verb}look ataanklacht{noun}chargeaanklagen{verb}accuse (of) | indictaanklager{noun}accuseraanklampen{verb}accostaankleden{verb}get dressed | decorate | dressaankloppen{verb}knock at the dooraanklotenfuck aroundaanknopen{verb}tie onaanknopingspunt{noun}lead | clue | point of action | point of activity | point of departure | starting pointaankomeling{noun}fledglingaankomen{verb}arrive | end up | gain weightaankomend{adjective, verb}nearaankomst{noun}arrivalaankondigen{verb}announce | prefigureaankondiger{noun}announcer | forerunner | heraldaankondiging{noun}announcementaankondigingsjinglebumperaankoop{noun, verb}purchase | acquisitionaankoopsom [/ˈankopsɔm/] {noun}purchase priceaankoopsterbuyeraankopen{noun, verb}buy | purchaseaankoper{noun}buyer | purchaseraankruisen{verb}markaankunnen{verb}be able to cope with | be able to do | be able to match with | be stronger thanaanlanden{verb}end up | landaanlassen{verb}weld onaanleerbaarabsorbableaanleg{noun, verb}aptitude | talentaanleggen{verb}berth | mooraanlegpaalbollardaanlegplaats{noun}landingaanleiding{noun}reason | cause | motive | occasionaanlengen{verb}dilute | weakenaanleren{verb}learnaanleunen{verb}leanaanleveren{verb}supplyaanlichten{verb}shineaanliggend{adjective, verb}adjacentaanlokkelijk{adjective}alluringaanlokkelijkheid{noun}fascination | charmaanlokken{verb}appealaanloop{noun, verb}preamble | introduction | lead-in | run-up | running-in | visitorsaanloophaven{noun}port of callaanloopkosten{noun}initial cost | initial costs | start-up cost | start-up costsaanloopkredietseed moneyaanloopmoeilijkheden{noun}start-up problemsaanloopperiode{noun}start-up period | trial periodaanloopsubsidieseed moneyaanlooptijd{noun}initial period | priming time | running-in period | start-uptimeaanlopen{noun, verb}run into | turnaanmaak{noun, verb}making | manifacture | manufactureaanmaakblok{noun}firelighteraanmaakblokje{noun}firelighteraanmaakhout{noun}kindlingaanmaken{verb}produce | light | createaanmanen{verb}admonish | dun | dun for payment | scoldaanmaning{noun}letter of demandaanmatigend{adjective, verb}arrogant | presumptuousaanmatiging{noun}arrogance | high-handedness | pretenceaanmelden{verb}register | log in | enrollaanmelder{noun}applicant | applieraanmelding{noun}registration | enrollmentaanmeren{verb}mooraanmerkelijk{adjective}considerableaanmerking{noun}remarkaanmeten{verb}take one's measure foraanminnig{adjective}charming | attractiveaanmoedigen{verb}encourageaanmoediging{noun}encouragementaanmoedigingspremie{noun}grant to encourage | incentive money | incentive prizeaanmoedigingsprijs{noun}incentive bonusaanmonsteren{verb}sign onaanmunten [/amʌntə(n)/] {verb}coinaannaaien{verb}sew onaanname{noun}assumptionaanneembaar{adjective}plausibleaannemelijk{adjective}plausibleaannemelijkheid{noun}plausibilityaannemelijkheidsfunctie{noun}likelihood functionaannemen{verb}adopt | employaannemer [/ˈaːneːmər/] {noun}contractoraannemersbedrijf{noun}building companyaanneming{noun}acceptance | admission | adoption | confirmationaanpak{noun, verb}approachaanpakken{noun, verb}seize | deal with | tackleaanpalend{adjective, verb}adjacentaanpalende{adjective, verb}neighboringaanpasbaar{adjective}adaptable | adjustableaanpassen [/ˈaːmpɑsə(n)/] {verb}adapt | fitaanpassing{noun}adaptation | adjustmentaanpassingsvermogen{noun}adaptabilityaanplakbiljet{noun}poster | placardaanplant{noun, verb}plantationaanplanten{noun, verb}cultivateaanplanting [/ˈaːmplɑntɪŋ/] {noun}plantationaanporren{verb}exhortaanpoten{verb}work hardaanpraten{verb}palm off onaanprijzing{noun}advice | recommendationaanraakscherm [/ˈanrakˌsxɛrm/ | /ˈanrakˌsχɛrm/] {noun}touchscreenaanraden{verb}advise | recommend | counselaanrader{noun}recommendationaanraken{verb}touchaanraking{noun}contact | touchaanrakingspunt{noun}point of contactaanranden{verb}assault | assailaanrander{noun}assailantaanranding{noun}sexual assaultaanrecht{noun, verb}countertop | worktopaanrechtblad{noun}benchtop | countertop | kitchen benchaanreiken{verb}handaanrekenen{verb}accountable | blame | charge | responsibleaanrennen{verb}run nearaanrichten{verb}causeaanrijden{verb}collideaanrijding{noun}collisionaanrijgen{verb}thread | stringaanroepen{verb}call | invokeaanroeren{verb}touchaanrommelen{verb}mess aroundaanschaf{noun, verb}acquisitionaanschaffen{noun, verb}buy | purchaseaanschafprijs{noun}purchase priceaanscherpen{verb}sharpenaanschieten{verb}woundaanschouw{noun, verb}loaanschouwen{verb}beholdaanschouwing{noun}contemplationaanschrijven{verb}instruct | notify | summonaanschrijving{noun}circulateaanslaan{verb}hit | strike | assess | bark | evaluate | saluteaanslag{noun}attack | deposit | end stop | tax assesment | touchaanslagbiljet{noun}tax returnaanslepen{verb}lingeraanslepend{verb}protractedaanslingeren{verb}begin | crank up | zigzag nearaansluipen{verb}sneak up toaansluiten{verb}joinaansluiting [/ˈanslœytɪŋ/] {noun}connectionaansluitpunt{noun}jackaansmeren{verb}palm some thing off on a person | smearaansnellen{verb}rush nearaansnijden{verb}cutaanspannen{verb}stretchaanspitsenwhittleaanspoelen{verb}be washed ashoreaansporen{verb}spur onaansporing{noun}incitementaanspraak{noun}claimaanspraak maken opclaimaansprakelijk{adjective}responsible | liableaansprakelijk stellenhold to accountaansprakelijkheid{noun}liabilityaansprakelijkheidsverzekering{noun}liability insuranceaanspreekbaar{adjective}ansprechbar | approachable | communicative | zugänglichaanspreektitel{noun}addressaanspreekvorm{noun}form of addressaanspreken{verb}appealaanspreker{noun}undertaker's manaanspreking{noun}compellationaanstaan{verb}be ajar | pleaseaanstaand{adjective, verb}forthcomingaanstampen{verb}tamp downaanstaren{verb}stareaansteeknaald{noun}imping needleaanstekelijk{adjective, adverb}catchingaansteken{verb}infect | ignite | impaansteker{noun}lighteraanstellen{verb}appointaansteller{noun}exageratoraanstellerig{adjective, adverb}affectedaanstellerij{noun}affectation | poseaanstelling{noun}appointmentaanstichten{verb}instigateaanstichter{noun}instigatoraanstippen{verb}touch lightly on | touch onaanstoken{verb}abetmentaanstonds{adverb}presentlyaanstoot{noun, verb}umbrageaanstoot nemenoffendaanstootgevend{adjective}scandalousaanstormen{verb}rush uponaanstotelijk{adjective, adverb}offensiveaanstoten{noun, verb}bump against | clink | strike up againstaanstrijken{verb}rub | plasteraansturen{verb}superviseaantal{noun}number | amountaantappen (van een vat)broachaantasten{verb}affectaantasting{noun}encroachmentaantekenboek{noun}notebookaantekenboekje{noun}notebookaantekenen{verb}note | recordaantekening{noun}note | annotationaantijgen{verb}announceaantijging{noun}imputationaantikken{verb}finish | tap ataantocht{noun}approachaantonen{verb}proveaantonend{adjective, verb}indicativeaantonende wijs{phraseologicalUnit}indicative moodaantoonbaar{adjective, adverb}demonstrableaantrappen{verb}kick-start | stamp inaantreffen{verb}meet withaantrekkelijk{adjective}attractiveaantrekkelijkheid{noun}allureaantrekken{verb}attract | put on | be daunted | recoveraantrekking{noun}attractionaantrekkingskracht{noun}attractionaanvaard{verb}acceptedaanvaardbaar{adjective}acceptableaanvaardbaarheid{noun}acceptability | admissibilityaanvaarden{verb}accept | assumeaanvaarding{noun}acceptanceaanvaardt u Amerikaanse dollars?do you accept American dollarsaanvaardt u creditcards?do you accept credit cardsaanval{noun, verb}assault | attackaanvallen{noun, verb}assault | attackaanvallend{adjective, verb}offensiveaanvallende middenvelderattacking midfielderaanvaller{noun}attacker | assailantaanvallig{adjective}delightfulaanvalsgeweerassault rifleaanvalshandgranaatflash-bangaanvalskreet{noun}battle cryaanvalswapen{noun}offensive weaponaanvalszijdeattackaanvang{noun, verb}beginningaanvangen{verb}begin | commenceaanvangstijd [/'anvɑŋstɛit/] {noun}starting-timeaanvankelijk{adjective, adverb}initial | initiallyaanvaring{noun}collisionaanvechten{verb}challenge | questionaanvechting{noun}temptationaanvegen{verb}sweepaanverwant{adjective, adverb}related | affined | akinaanvinken{verb}checkaanvliegen{verb}approachaanvoegen{verb}join upaanvoegende wijs{noun}subjunctive | subjunctive moodaanvoelen [/ˈanvulə(n)/] {verb}senseaanvoer{noun, verb}delivery | feedpipe | supplyaanvoerder{noun}leaderaanvoeren{noun, verb}adduce | command | supplyaanvoering{noun}leadingaanvoerlijn{noun}supply lineaanvoerroute{noun}supply routeaanvoerster{noun}leaderaanvraag{noun, verb}requestaanvraagformulier{noun}request | application formaanvrage{noun, verb}requestaanvragen{noun, verb}requestaanvrager{noun}applicantaanvreten{verb}corrodeaanvullen [/ˈanvʏlə(n)/] {verb}add | complete | replenish | supplementaanvullend{adjective, verb}additional | supplementaryaanvullende dagsans-culottideaanvulling{noun}completionaanvuren{verb}stimulate | cheer | encourage | fan | fire | impelaanwakkeren{verb}increaseaanwas{noun, verb}accessionaanwassen [/'a:nwɑsən/] {noun, verb}increase | waxaanwenden{verb}apply | employ | useaanwennen{verb}become accustomedaanwensel{noun}habitaanwerven{verb}dealaanwerving{noun}employmentaanwezig{adjective}presentaanwezig zijnattendaanwezigheid{noun}presence | attendanceaanwezigheidsverzuimabsentationaanwijsbaar{adjective}sensibleaanwijzen{verb}indicate | point out | assignaanwijzend voornaamwoord{phraseologicalUnit}demonstrative pronounaanwijzer{noun}determineraanwijzing{noun}indication | instructionaanwijzingsbord{noun}notice signaanwinst{noun}acquisitionaanwoekeren{verb}increase abundantly to the point of overgrowth | overgrowaanwrijven{verb}impute | blameaanzegging{noun}announcement | formal announcement | notificationaanzet{noun, verb}onsetaanzetstaal{noun}knife sharpeneraanzetten{noun, verb}abetaanzetten totegg onaanzetter{noun}founder | instigator | starteraanzien [/ ‘a.nzi.n/] {noun, verb}respectaanzienlijk{adjective}considerableaanzijn{noun}existenceaanzoek [/ˈanzuk/] {noun, verb}request | proposalaanzoeker{noun}applicantaanzuigen [/ˈanzœʏɣə(n)/] {verb}aspirateaanzuiveren{verb}coveraanzuren{verb}acidifyaanzwellen{verb}swell | swell into a roaraanzwemmen{verb}to approach by swimmingaanzwengelen{verb}crankaap{noun}monkey | apeaapje{noun}cabaapmens{noun}apemanaar{noun, verb}spikeaard [/aːrt/] {noun, verb}characteraard van het beestjenature of the beastaardaker{noun}earthnut peaaardalkalimetaal{noun}alkaline earth metalaardappel{noun}potatoaardappelkever [/ˈar.dɑ.pɔɫ.ke.vər/ | /ˈar.dɑ.pəɫ.ke.vər/ | /ˈaːrd.ɑ.pəl.ke.vər/] {noun}potato beetle | Colorado beetleaardappelmeel{noun}potato-flouraardappelmesje [/ˈardɑpəɫˌmɛʃə/] {noun}potato-peeleraardappelmoeheid{noun}potatoroot eelwormaardappelpuree [/ˈardɑˌpəɫpyˈre/] {noun}mashed potatoesaardappelsalade{noun}potato saladaardappelschil{noun}potato-peelaardappelschilmesje{noun}potato peeleraardappelsoep{noun}potato soupaardappelstamper{noun}potato masheraardartisjok{noun}jerusalem artichokeaardas{noun}earth's axisaardatmosfeer{noun}earth's atmosphereaardbaan{noun}earth's orbiteaardbei{noun}strawberryaardbeiboom{noun}strawberry treeaardbeien-strawberryaardbeienboom{noun}Pacific madronaaardbeienjam{noun}strawberry-jamaardbeienplant{noun}strawberry plantaardbeienvlaai{noun}strawberry pieaardbeiplant{noun}strawberryaardbeirood{adjective, noun}strawberry redaardbeving{noun}earthquake | quakeaardbevingsgolf{noun}seismic waveAardbewonerEarthlingaardbodem{noun}ground | earth's surfaceaardbol [/ʔardbɔl/] {noun}earthaarddraad [/ˈartrat/] {noun}ground wireAarde [/ˈardə/] {properNoun}Earthaarde [/ˈardə/] {noun, verb}earth | Earth | soilaardeachtigearthyaardedonker{adjective}pitch-darkaarden{adjective, noun, verb}earthenware | earthen | feel | take afteraardeweg{noun}sandy roadaardewerk{adjective, noun}ceramics | pottery | crockery | earthenwareaardgas [/artxɑs/] {noun}natural gasaardgaswinning{noun}natural gas extractionaardgeest{noun}gnomeaardhars{noun}bitumenaardhommel [/ˈart.ɦɔ.mɔɫ/ | /ˈart.ɦɔ.məɫ/ | /ˈaːrd.hɔ.məl/] {noun}bumblebeeaardhoop{noun}(small) mound, pile of dirt or soilaardig [/ˈar.dəx/ | /ˈar.dəχ/ | /ˈaːr.dɪx/] {adjective, adverb}nice | pleasant | kind | kindlyaardig watsomeaardigheid{noun}fun | pleasureaardigheidje{noun}jokeaarding{noun}grounding | earthingaardkloot{noun}globe | earthaardkorst{noun}earth's crustaardkunde{noun}geologyaardkundige{adjective, noun}geologistaardleiding{noun}earth wire | ground wireaardlek{noun}earth leakageaardmannetje{noun}goblinaardmantel{noun}mantleaardmeting{noun}geodesyaardmuis{noun}Field Voleaardnoot{noun}peanutaardolie{noun}crudeaardolieproduct [/ˈaːrtoliproˌdʏkt/] {noun}petroleum productaardpeer [/ˈartpɪːr/] {noun}Jerusalem artichokeaardpek{noun}bitumenaardpijlerhoodooaardpiramidehoodooaardrijk{noun}land | soil | earth | worldaardrijkskunde [/ˈardrɛiksˌkʏndə/] {noun}geographyaardrijkskundig{adjective}geographicalaardrijkskundige{adjective, noun}geographeraards{adjective}terrestrial | earthlyaardschok{noun}earthquakeaardse planeetterrestrial planetaardslak{noun}slugaardtrilling{noun}tremoraardvarken [/ˈaːrtfɑrkə(n)/] {noun}aardvark | earth pigaardveil{noun}gill-over-the-ground | ground ivy | creeping Charlieaardverschuiving{noun}landslide | landslipaardwarmte{noun}geothermicsaardwetenschap{noun}earth scienceaardwolf{noun}Aardwolfaardworm{noun}earthworm | lombricoAari [/ari/] {noun}AariAariya{noun}AariyaAarlen{properNoun}Arlonaarmunt{noun}spearmintaars [/ars/] {noun}anus | arseaarsdarm{noun}rectumaarsmade [/ˈarsmadə/] {noun}pinwormaarts-{prefix}arch- | chief-aartsabdijarchabbeyaartsabtarchabbotaartsapostel{noun}archapostleaartsarchitect{noun}archarchitectaartsbisdom [/ˈaːrz.bɪz.dɔm/ | /ˈaːrʦ.bɪs.dɔm/ | /ˈaːrʦ.bɪz.dɔm/] {noun}archdiocese | archbishopryaartsbisschop [/ˈaːrzbɪsxɔp/ | /ˈaːrʦbɪsxɔp/ | /ˈaːrʦbɪsχɔp/] {noun}archbishopaartsbisschoppelijk{adjective}archiepiscopalaartsdiaken{noun}archdeaconaartsdiocees [/ˈaːrz.di.jo.ˌses/ | /ˈaːrʦ.di.ʲo.ˌses/] {noun}archbishopry | archdioceseaartsdom{adjective}as stupid as an assaartsengel{noun}archangelaartshertog{noun}archdukeaartshertogdom{noun}archduchyaartshertogin{noun}archduchessaartskanselier{noun}archchancelloraartsketterheresiarchaartslui{adjective}bone lazyaartsmoedermatriarchaartspriester{noun}archpriestaartsprofeet{noun}archprophetaartsvader{noun}patriarchaartsvaderlijk{adjective, adverb}patriarchalaartsvijand [/'artsvɛɪɑnd/] {noun}archenemyaartsvijandinarchenemyaarvederkruid{noun}eurasian water milfoil | spiked water-milfoilaarzelen [/ˈarzələ(n)/] {verb}hesitateaarzelend{adjective, verb}double-minded | hesitating | indecisive | lingeringaarzeling{noun}hesitationaas{noun, verb}ace | bait | carrionaaseter{noun}scavenging animalaasgier [/'as.xir/] {noun}vultureaasgierfonds{noun}vulture fundaaskever{noun}carrion beetleaasvis{noun}bait fishaasvlieg{noun}blowflyaasvogel{noun}carrion | vultureaasvreter{noun}scavengerAasáx{noun}Aasá | Aasáx | Asak | Asax | Assa | Asáab initioab initioab intestaat [/ˌɑpɪntɛˈstat/] {adjective}ab-intestateabaabayaabaca{noun}abacaabacterieel{adjective}abacterialabactinaalabactinalabacus [/ˈɑbɑkʏs/] {noun}abacusAbadi{noun}Abadi | Gabadi | KabadiAbaga{noun}AbagaAbai Sungai{noun}Abai Sungaiabaliënatieabalienationabaliënerenabalienateabaloneabaloneabandonnementabandonmentabandonwareabandonwareabasieabasiaabat-jour{noun}abatjourabataceptabataceptabattoir [/a.bɑ.ˈtwaːr/ | /ɑ.bɑ.ˈtβ̞ar/] {noun}abattoir | slaughterhouseabaxiaal [/a.bɑkˈʃal/] {adjective}abaxialabayaabaAbazijns{noun}abaza languageabba [/ˈɑba/] {noun}abbaAbbasAbbasabbatiaal{adjective}abbatialabbreviatie{noun}abbreviationabbé{noun}abbotABC{noun, prefix}ABCabc{noun}ABCabc-boek{noun}abc bookABC-wapens{noun}NBC weaponsabces{noun}abscessAbchazeAbkhazAbchazisch [/ɑpˈxazis/] {noun}Abkhazian | abkhaz languageabchazischAbkhazAbchaziëAbkhaziaAbdelAbdulabdicatie{noun}abdicationabdiceren{verb}abdicateabdij [/ɑbˈdɛɪ̯/ | /ɑbˈdɛː/] {noun}abbeyabdijkerk [/ɑbˈdɛɪ̯.kɛrk/ | /ɑbˈdɛː.kɛrk/] {noun}abbey church | abbey-churchabdis [/ɑbˈdɪs/] {noun}abbessAbdoelAbdulAbdoellaAbdullahabdomen{noun}abdomenabdominaal [/ˌɑbdoʊmiˈnaːɫ/] {adjective}abdominalabdominoperineaalabdominoperinealabdominoplastieabdominoplastyAbdonAbdonabduceren{verb}abduct | abduceabductie{noun}abductionabductorabductorabecedarium{noun}primerabeel{noun}white poplarAbel [/abəl/] {properNoun}Abelabel [/abəl/] {adjective}ableabelmosabelmoskabels{adjective}abelianAbelse groepabelian groupAbelse ringabelian groupabenteraalabentericaberdeenAberdeenAberdeen AngusAberdeen Angusaberrant{adjective}aberrantaberratie{noun}aberrationabessief{adverb}abessiveAbessinië{properNoun}Abyssiniaabhorreren{verb}abhorabib [/aˈbɪp/] {noun}AbibAbidjanAbidjanAbigailAbigailAbigaïl{properNoun}Abigailabiogeenabiogenicabiogeneseabiogenesisabiogenetischabiogeneticabioseabiosisabiotisch{adjective}abioticabiotrofieabiotrophyabituriënt{noun}graduateabiëtinezuurabietic acidabject{adjective}abject | despicableabjectheid{noun}abjectnessablactatieablactationablastineablastinablatie{noun}ablationablatief [/ˌɑb.la.ˈtif/ | /ˌɑb.la.ˈtiːf/] {noun}ablative case | ablativeablatief materiaalablatorablaut [/ˈɑb.laʊ̯t/ | /ˈɑp.lɔʊ̯t/ | /ˈɑp.lʌʊ̯t/] {noun}ablautablegaatablegateablutie{noun}ablutionAbnerAbnerabneuraalabneuralabnormaal{adjective, adverb}abnormalabnormaal makenabnormalizeabnormaliteit{noun}abnormalityAboeng{noun}Lampungabolitie{noun}abolitionabolitionisme{noun}abolitionismabolitionist{noun}abolitionistabominabel [/ɑbomɪˈnabəl/] {adjective, adverb}abominableabominatieabominationabondant{adjective}abundant | copious | profuseabondantie{noun}abundanceabonnee [/ɑbɔ'ne/] {noun}subscriberabonneebestand{noun}susbscriber listabonneenummer{noun}subscriber numberabonnement{noun}subscriptionabonnementsgeld{noun}subscription fee | subscription rateabonnementsprijs{noun}subscription rateabonneren [/ɑbɔ'nerə(n)/] {verb}subscribeaboraalaboralAboriginal{noun}Aboriginalaborteren{verb}abort | miscarryaborteur{noun}abortionistaborteuse{noun}abortionistabortieabortionabortief{adjective}abortifacientabortief karakterabortivenessabortivumaborticideabortus [/ɑ'bɔrtəs/] {noun}abortion | miscarriageabortusarts{noun}abortion physicianabortusbeleid{noun}abortion policyabortuskliniek{noun}abortion clinicabortuskoortsabortus feverabortuspil{noun}abortion pillabracadabra [/ɑbrɑka'dabra/] {interjection, noun}abracadabraAbraham{properNoun, noun}Abrahamabrahamitisch{adjective}Abrahamic | Relating to AbrahamAbram{properNoun}Abramabrasie{noun}abrasionabrasieplatabrasion platformabrasievlakabrasion platformabri [/abri/] {noun}bunkerabrikoos [/abri'kos/] {noun}apricotabrikozenjam{noun}apricot jamabrogerenabrogateAbrukaAbrukaabrupt [/ɑb'rʌpt/] {adjective, adverb}abruptabrupte ontwenningcold turkeyabruptheidabruptnessABS{abbreviation}ABSabsabsAbsalomAbsalomabscis [/ɑpsɪs/] {noun}abscissaabscisinezuurabscisic acidabscissieabscissionabseilen{verb}abseil | rappelabsence{noun}absenceabsent [/ɑp'sɛnt/] {adjective}absentabsenteïsme [/ɑpsɛnte'ɪsmə/] {noun}absenteeismabsentie [/ɑp'sɛnsi/] {noun}absenceabsentielijst{noun}attendance registerabsint [/ɑp'sɪnt/] {noun}absinthe | absinthabsint-alsem{noun}wormwood | absinthiumabsintalsem{noun}absintheabsintgroenabsinthe greenabsintineabsinthinabsolute{adjective}absoluteabsolute genitief{noun}genitive absoluteabsolute grootteabsolute magnitudeabsolute helderheidabsolute magnitudeabsolute hoogteabsolute altitudeabsolute meerderheidabsolute majorityabsolute monarchieabsolute monarchyabsolute ruimteabsolute spaceabsolute ruimte-tijdabsolute space-timeabsolute temperatuurabsolute temperatureabsolute tijdabsolute timeabsolute toonhoogteabsolute pitchabsolute vochtigheidabsolute humidityabsolute waarde{noun}absolute valueabsolutie [/ɑpso'lysi/] {noun}absolutionabsolutie gevendabsolutoryabsolutief{noun}absolutiveabsolutisme [/ɑpsoly'tɪsmə/] {noun}absolutismabsolutist{noun}absolutistabsolutistischabsolutisticabsoluut [/ɑpso'lyt/] {adjective}absoluteabsoluut adresabsolute addressabsoluut complementabsolute complementabsoluut gehoorperfect pitchabsoluut nulpuntabsolute zeroabsoluut voordeelabsolute advantageabsoluutheidabsolutenessabsoluuut makenabsolutizeabsolveren [/ɑpsɔl'verə/] {verb}absolveabsorbantieabsorbanceabsorbeerbaar{adjective}absorbableabsorbeerbaarheidabsorbabilityabsorbensabsorbentabsorberen [/ɑpsɔr'berə(n)/] {verb}absorbabsorberend{adjective, verb}absorbingabsorptie{noun}absorptionabsorptieband{noun}absorption bandabsorptiecoëfficiënt{noun}absorption coefficientabsorptiefactorabsorptanceabsorptielijn{noun}absorption lineabsorptiemeterabsorptiometerabsorptiemetrieabsorptiometryabsorptiemiddelabsorberabsorptiespectrum{noun}absorption spectrumabsorptiestreep{noun}absorption lineabsorptieverhoudingabsorptanceabsorptievermogen{noun}absorbencyabstentionismeabstentionismabstinent{adjective, noun}abstemiousabstinentie{noun}abstinenceabstinerenabstainabstract [/ɑp'strɑkt/] {adjective}abstractabstract begripabstractabstract expressionismeAbstract Expressionismabstract ietsabstractabstract kunstenaarabstractionistabstract kunstwerkabstractabstract substantiefabstract nounabstracte algebraabstract algebraabstracte kunstabstract artabstracte muziekabsolute musicabstracte termabstractabstractheidabstractnessabstractie [/ɑp'strɑksi/] {noun}abstractionabstractionismeabstractionismabstractionistabstractionistabstractionistischabstractionistabstractum{noun}abstract nounabstraheren{verb}abstractabstraherend{verb}abstractiveabsurd [/ɑpsʏrt/] {adjective}absurdabsurditeit{noun}absurdityabt [/ɑb/ | /ɑpt/] {noun}abbotAbu Dhabi{properNoun}Abu Dhabiabugidaabugidaabuis [/aˈbœys/] {adjective, noun}mistakeabundant{adjective}abundant | copious | profuseabundantie{noun}abundanceabusief{adjective}abusiveabusievelijk{adverb}by mistakeacacia{noun}acaciaacademica{noun}college graduate | university graduateacademicus{noun}college graduate | university graduateacademie{noun}academyacademielidacademicianacademisch [/ɑkɑ'demis/] {adjective}academicacalculieacalculiaacantholyse{noun}acantholysisacanthus{noun}acanthusacaricide{noun}acaricideacarologieacarologyaccapareren{verb}corner | monopolizeacceleratie{noun}accelerationaccelereren{verb}accelerate | speed upaccent{noun}accentaccent aigu{noun}acuteaccent circonflexe{noun}circumflexaccent grave{noun}grave accentaccentteken{noun}accentaccentuatie{noun}accentuationaccentueren{verb}accent | accentuate | stressacceptabel{adjective}acceptableacceptant{noun}acceptoracceptatie [/ɑk.sep.ˈtaː.tʃi/] {noun}acceptance | acceptationacceptatiebeleid [/ɑk.sep.ˈtaː.tʃi.bə.lɛit/] {noun}acceptance policyaccepteren [/ɑksɛp'terə/] {verb}acceptaccessoir [/ɑsɛˈsor/ | /ɑsɛˈswar/] {adjective}concomitantaccessoire [/ˌɑsɛˈswar/] {adjective, noun}accessoryaccident [/ɑksiˈdɛnt/] {noun}accident | accidentalaccidenteel{adjective}accidentalaccijns{noun}exciseaccismusaccismusacclamatie{noun}acclamation | approvalacclimatisatie{noun}acclimatizationacclimatiseren{verb}acclimatize | acclimateacclimatisering{noun}acclimatization

accolade{noun}accoladeaccommodatie{noun}accommodation | accoutrement | accoutrements | equipmentaccommodatievermogen{noun}adaptability | power of accommodationaccommoderen{verb}accomodate | house | shelteraccompagneren{verb}accompanyaccordeon{noun}accordionaccorderen [/ɑ.kɔr.de.rən/] {verb}come to an agreementaccordeur{noun}tuneraccount{noun}accountaccountancy{noun}accountancy | accountingaccountant{noun}accountantaccountantsrapport{noun}audit report | auditor`s reportAccra{properNoun}Accraaccrediteren{verb}affirmaccreditering{noun}accreditationaccretie{noun}accrementition | accretionaccretieschijfaccretion diskaccu [/ɑky/] {noun}accumulator | batteryaccumulatie{noun}accumulationaccumulator{noun}accumulator | batteryaccumuleren{verb}accumulate | heap | pile up | stackaccuraat [/ɑkyˈrat/] {adjective}accurateaccusatie{noun}accusationaccusatief [/ˌɑkusaˈtif/ | /ˌɑkyzaˈtiːf/] {noun}accusative case | accusativeaceetamideacetamideacerola{noun}acerola | barbados cherry | west indian cherry | wild crapemyrtleacerola-kers{noun}acerola | barbados cherry | west indian cherry | wild crapemyrtleacetaat{noun}acetateaceton{noun}acetoneacetonurieacetonuriaacetylcholine [/ˌɑsəˈtilxoˌlinə/ | /ˌɑsəˈtiɫχoˌlinə/ | /ˌɑsɛˌtylxoˈlin(ə)/] {noun}acetylcholineacetyleen [/ˌɑ.sə.ti.ˈlen/] {noun}acetyleneacetyleenlamp{noun}carbide lampacetylsalicylzuur [/xxxx/] {noun}acetylsalicylic acidach schijtwhat the hellAchabAhabAchazAhazAchilles{properNoun}Achillesachilleshiel{noun}Achilles heel | Achilles' heelachillespees{noun}achilles' tendonAchnatonAkhenatenachromasie{noun}Daltonism | color blindnessacht{noun, cardinalNumeral, verb}eightachtbaan [/ˈɑxtbaːn/] {noun}rollercoasterachtbaanrit [/ˈɑxtbaːnrɪt/] {noun}rollercoaster rideachteloos{adjective}carelessachteloosheid{noun}negligenceachten [/'ɑxtə(n)/] {noun, verb}deemachtendertig{noun, cardinalNumeral}thirty-eightachtennegentig{noun, cardinalNumeral}ninety-eightachtenswaardig{adjective}respectableachtentachtig{noun, cardinalNumeral}eighty-eightachtentwintig{noun, cardinalNumeral}twenty-eightachtenveertig{noun, cardinalNumeral}forty-eightachtenvijftig{noun, cardinalNumeral}fifty-eightachtenzestig{noun, cardinalNumeral}sixty-eightachtenzeventig [/ˈɑxtənˌzøvəntəx/] {noun, cardinalNumeral}seventy-eightachter{adverb, preposition}behindachter aanafterachter de coulissenbehind the scenesachter de schermenbehind the scenesachter de traliesbehind barsachter de wolken schijnt de zonevery cloud has a silver liningachter elkaaruprightachter gesloten deurenbehind closed doorsachteraan{adverb}behindachteraangelegenposternachteraanzicht{noun}rear viewachteraf{adverb}afterwardsachteraf gezienhindsightachterafstraat{noun}back street | shady (shifty) streetachterafstraatje{noun}back streetachterbaks [/ɑxtər'bɑks/] {adjective}sneaky | shrewdachterbank{noun}back seat | backseatachterblijven{verb}remainachterblijver{noun}laggard | stragglerachterbout{noun}back haunch | hind haunch | hindquarterachterdek{noun}afterdeckachterdenken{noun}concern | mistrust | suspicion | worryachterdeur{noun}back doorachterdocht{noun}dubiousachterdochtig{adjective}suspiciousachtereen{adverb}consecutivelyachtereenvolgend{adjective}consecutiveachtereenvolgens{adverb}successivelyachtereind{noun}as thich as two short planks | hind partachtereinde{noun}hindquarterachtererf{noun}substituteachtergeplaatst voorzetselpostpositionachtergevel [/ɑ'xtərxevəl/] {noun}back elevation | back façade | back wallachtergrond{noun}backgroundachtergrondkleur{noun}background colourachtergrondmuziek{noun}background musicachterhaald [/ɑxtər'ɦalt/] {adjective, verb}obsoleteachterhalen{verb}discover | find outachterham{noun}smoked leg hamachterhand{noun}hindquarterachterhoede{noun}rearachterhoedespelerbackachterhoofd{noun}occiputachterhoofdsbeen{noun}occipitalachterhouden{verb}hold outachterkant [/ˈɑxtәrkɑnt/] {noun}back | reverse | rear | reverse sideachterkant van de neknapeachterklap{noun, verb}slander | scandalachterkleinkind [/ˈɑxtərklɛɪŋkɪnt/] {noun}great-grandchildachterkleinzoon [/ˈɑxtərklɛɪ̯nzon/] {noun}great-gransonachterland{noun}hinterlandachterlaten{verb}abandon | leave behindachterlating{noun}abandonmentachterlicht{noun}rear light | rear lamp | tail lamp | taillightachterliggend{adjective, verb}underlyingachterlijk{adjective, noun}backward | following | from aft | retardedachterlijke{adjective}mugachterlijker danabaftachterlijkheid{noun}Idioterie | backwardness | mental derangement | mental disorder | mental disturbance | preposterousnessachterlijn{noun}baselineachterlopen{verb}lose time | run slowachterna [/ɑxtər'na/] {adverb}after | behindachternaam{noun}surname | last nameachternagaan{verb}run afterachternajagenchaseachternazitten{verb}pursueachterneef{noun}second cousinachternicht{noun}second cousinachterom kijkenlook backachteromkijken{verb}look backachteropraken{verb}fall behindachteroverliggendrecumbentachterovervallen{verb}fall backwardsachterpagina{noun}backpageachterplan{noun}backstageachterpoort{noun}back-gateachterrem{noun}rear brake | rear-wheel brakeachterruit{noun}rear windowachterruitverwarming{noun}heated rear window | rear-window heaterachterschip{noun}hind partachterst{adjective}hindachterstag{noun}backstay | stern stayachterstallig{adjective}back | behind | overdueachterstallige betalingarrearachterstand{noun}arrearAchtersteposteriorachterste{adjective, noun}backside | hind | lastachterste oogkamerposterior chamberachterstellen{verb}postponeachtersteven{noun}stern | poopachterstevoren{adverb}backwardsachtertuin{noun}back gardenachteruit{adverb, noun}aback | back | backward | backwardsachteruit gaanbackachteruit rijdenbackachteruitgaan{verb}declineachteruitgang{noun}declineachteruitkijkspiegel{noun}rear-view mirrorachteruitrijden{verb}backachteruitrijlamp{noun}reverse lightachteruittrapremcoaster brakeachtervangbackstopachtervangercatcherachtervoegen{verb}add | affixachtervoegsel [/'ɑx.tər.vux.səl/] {noun}suffixachtervolgen{verb}pursue | chase afterachtervolger{noun}tailachtervolging{noun}persecution | pursuitachterwaarts{adjective, adverb}abackachterwacht{noun}backupachterwerk{noun}backsideachterwiel{noun}rear wheelachterwielaandrijving{noun}rear-wheel driveachterzak{noun}back pocketachterzetsel [/'ɑxtərzɛtsəl/] {noun}postpositionachterzijde{noun}back | reverse | reverse sideachthoek{noun}octagonachthoekig [/ɑxt'ɦukəx/] {adjective}octagonalachthonderd [/ˈɑxtˌɦɔndərt/] {noun, cardinalNumeral}eight hundredachting{noun}esteemachtlettergrepigoctosyllabicachtste [/ˈɑxstə/] {ordinalAdjective}eighthachtste ciceroGermanachtste nootquaverachtste petitAmericanachttal{noun}eightsomeachttien{noun, cardinalNumeral}eighteenachttiende{ordinalAdjective}eighteenthachtuurjournaal{noun}eight o'clock newsachtvoudigeightfoldaciditeit [/ˌasidiˈtɛɪt/] {noun}acidityacidose{noun}acidosisacidotischacidoticacne{noun}acneacoliet{noun}acolyte | followeracquireren{verb}acquireacquisacquisacquis communautaireacquis communautaireacquisitie{noun}takeoverAcre{properNoun}Acreacre{noun}acreacribischmeticulousacrimonieusacrimoniousacrobaat{noun}acrobatacrobatiek{noun}acrobaticsacrobatisch{adjective}acrobaticacrocyanose{noun}acrocyanosisacrofobieacrophobiaacroleïne{noun}acroleinacromegalieacromegalyacroniem{noun}acronymacrostichon{noun}achrosticacryl{noun}acrylicacryl-acrylicacrylaat{noun}acrylateacrylamide{noun}acrylamideacrylverf{noun}acrylicacrylverftekeningacrylicacrylzuur{noun}acrylic acidact{noun}actacteren{verb}actacteur [/ɑkˈtør/] {noun}actoracth{noun}acthactie{noun}actionactiecomité{noun}action committee | action groupactief [/ɑk'tif/] {adjective, adverb}activeactiefiguuraction figureactiefilm{noun}action movieactiegroep{noun}action groupactieradius{noun}range | radius of actionactieturbine{noun}impulse turbineactieve koolactivated carbonactieve vulkaanactive volcanoactievoerder{noun}activistactinide{noun}actinideactinium{noun}actiniumactinograaf{noun}actinographactiva{noun}assetsactivatie{noun}activationactiveren{verb}activateactivisme{noun}activismactivist{noun}activist | agitatoractiviteit{noun}activityactivum{noun}active voice | asset itemactrice [/ɑkˈtrɪsə/] {noun}actressactualisatie{noun}updateactualiseren{verb}updateactualiteit{noun}topicalityactualiteiten{noun}current eventsactualiteitenrubriek{noun}current affairsactuariaat{noun}actuarial servicesactuarieel{adjective}actuarialactuaris{noun}actuaryactueel [/ɑktyˈwel/] {adjective}currentacupuncturist{noun}acupuncturistacupunctuur{noun}acupunctureacuut [/aˈkyt/] {adjective}acuteacyclischacyclicad hoc{adjective}ad hocad nauseamad nauseamad rem{adjective}lively | to the point | wittyadagium [/aˈdaɣijʏm/] {noun}adageAdam{properNoun}AdamAdam en EvaAdam and Eveadamantadamantadamsappel [/ˈadɑmzɑpəl/] {noun}Adam's appleadamskostuum{noun}birthday suitadaptatie{noun}adaptationadapter{noun}adapteradapteren{verb}adaptadar [/aˈdɑr/] {noun}AdarADD{noun}ADDaddendum{noun}addendum | appendage | supplementadder{noun}viper | adderaddertong{noun}ophioglossumaddictie{noun}addictionadditie{noun}additionadditief{adjective, noun}additiveadditioneel{adjective}additionaladditivum{noun}additiveadel{noun, verb}nobilityadel verplichtnoblesse obligeadelaar [/ˈadəˌlar/] {noun}eagleadelaarsnesteyrieadelaarsneusaquiline noseadelaarsvaren{noun}bracken fernadelborst{noun}midshipmanadeldom{noun}nobilityadelen{verb}ennobleAdelgerElgarAdelheid{properNoun}Adelaideadellijk [/adələk/] {adjective}blue bloodadellijke{adjective}nobleAdelmarAylmeradelstand{noun}nobility | peerageAdelwijnAlwinadem [/adəm/] {noun, verb}breathadembenemend{adjective}breathtakingademen [/ˈa.də.mə(n)/] {verb}breatheademhalen [/ˈa.də.ˌma.lə(n)/] {verb}breatheademhaling{noun}breathing | respirationademhalingssysteem{noun}respiratory systemademnood{noun}dyspnea | dyspnoeaadempauze{noun}breathademstoot{noun}forced exhalationademtocht{noun}breath | inhalation | respirationAdenAdenadenitis{noun}adenitisadenohypofyse [/aˈdenoˌhipoˌfizə/] {noun}adenohypophysis | anterior lobe | anterior pituitaryadenomateusadenomatousadenoom{noun}adenomaadenosine{noun}adenosineadequaat [/a.de.'kʋat/] {adjective, adverb}adequateader{noun, verb}veinaderen{noun, verb}grain | veinaderlaten [/ˈadərlatə(n)/] {verb}bleedaderlating [/ˈa.dər.la.tɪŋ/ | /ˈaː.dər.laː.tɪŋ(g)/] {noun}bloodlettingaderverkalking{noun}arteriosclerosisadervernauwingstenosisaderverwijdinganeurysmADHD{noun}ADHD | ADHSadherent{adjective, noun}adherend | ally | sympathizeradhesie [/ɑtˈhezi/] {noun}adhesionadieu{interjection, noun}goodbye | adieu | bye | farewell | good-byeAdim{symbol}Adim7adipositas{noun}adiposity | obesityadjectief{noun}adjectiveadjectivisch{adjective}adjectivaladjectivum{noun}adjectiveadjudant{noun}adjutant | aide-de-campadjudant-chef{noun}Chief Master Sergeant | Warrant Officer ; sergeant major | sergeant majoradjunct{noun}assistantadjustage{noun}adaptationadjuvans{noun}adjuvantadministrateur [/ɑtmənɪstra'tør/] {noun}manager | administratoradministratie [/ˌɑtminɪsˈtrasi/ | /ˌɑtminɪsˈtratsi/] {noun}accounts | recordsadministratief{adjective}administrativeadministratiekantoor{noun}administration | managementadministrator{noun}administratoradministratrice{noun}administratoradministreren{verb}administeradmiraal{noun}admiraladmiraalschap{noun}admiralshipadmiraalvlinderred admiraladmiraliteit{noun}admiralityAdmiraliteitseilandenAdmiralty Islandsadmissie{noun}admission | licenceadmittantie{noun}admittanceadnexitis{noun}adnexitisadobeadobeadolescent{adjective, noun}adolescentAdolf{properNoun}Adolfadonis{noun}Adonis | blood drops | dandy | pheasant's eyeadopteren{verb}adoptadoptianisme{noun}Adopcionismadoptie{noun}adoptionadoptie vaderadoptive fatheradoptief{adjective}adoptedadoptiefouder{noun}adoptive parentadoptiekind{noun}adopted childadoptieouder{noun}adoptive parentadoptieverlof{noun}adoption leaveadorabel{adjective}adorableadoreren{verb}adore | worshipadpositieadpositionadrenaline{noun}adrenalineadrenalitisadrenalitisadrenerg{noun}adrenergicadrenocorticaaladrenocorticaladrenolyticum{noun}adrenolyticadres [/aˈdrɛs/] {noun}addressadresbalkaddress baradresboek{noun}directory | address bookadressenlijst{noun}TAR | mailing list | tape address registeradresseren{verb}addressadreswijziging{noun}change of addressAdriaan{properNoun}AdrianAdriatische Zee{properNoun}Adriatic SeaADSL{noun}ADSLadsorberen [/ɑd.zɔr.ˈbeː.rə(n)/ | /ɑt.sɔr.ˈbɪː.rə(n)/] {verb}adsorbadsorptie{noun}adsorptionadstringent{adjective}adstringentadstringerend{adjective}adstringentadstructie{noun}proof | signadstrueren{verb}proveadult{adjective, noun}adultadvent [/ɑtˈfɛnt/] {noun}advent | Adventadventief{noun}adventitious | alienadventskalender{noun}advent calenderadventsperiode{noun}adventadverbiale accusativusadverbial accusativeadverteerder{noun}advertiseradvertentie{noun}advertisement | adadvertentiebureau{noun}advertising agencyadvies [/ɑt'fis/] {noun}advice | counsel | notice | notificationadvies gevenadviseadviesprijsretailadviseren [/ɑtfiˈzerə(n)/] {verb}advise | recommendadviseur{noun}adviser | counselloradvocaat{noun}lawyer | barrister | attorneyadvocaat van de duiveldevil's advocateadvocate{noun}advocateadvocatenkantoor{noun}law officeadvocatuur{noun}advocacyadynatonadynatonadzukiboon{noun}azuki beanadéliepinguïnAdelie penguinAE{abbreviation, properNoun}AUAegidiusAegidiusAeneisAeneidaerobics{noun}aerobicsaerobiologieaerobiologyaerodroom{noun}aerodromeaerodynamica{noun}aerodynamicsaerodynamisch{adjective}aerodynamicaerofagie{noun}aerophagyaerofobie{noun}aerophobiaaerofoon{noun}aerophoneaerograaf{noun}airbrushAeronienAeronianaeroob [/ɛːrop/] {adjective}aerobicaerosol [/ˌæːroˈzol/ | /ˌɛːroˈzɔɫ/] {noun}aerosolaerostatica{noun}aerostaticsaf{adjective, adverb}finished | ready | throughaf en toe{adverb}now and then | off and on | sometimes | occasionallyAfar{noun}Afarafasie{noun}aphasiaafbakenen{verb}buoyafbakening{noun}delineationafbeelden{verb}portray | pictureafbeelding [/ɑfbeldɪŋ/] {noun}illustration | imageafbellen{verb}cancel by telephone | countermand by telephoneafbestellen{verb}cancelafbetalen{verb}acquitafbetaling{noun}installment | hire purchase | instalmentafbetalingstermijn{noun}repaymentafbeulen{verb}work to piecesafbijten [/ˈɑfbɛitə(n)/] {verb}bite offafbikken{verb}chipp offafbinden{verb}bindafbindingligatureafbladderen{verb}flake off | peel off | scale offafblaffen [/ˈɑvblɑfə(n)/] {verb}snarl | snubafblijven{verb}keep offafblijven!hands offafblindendimafboeken{verb}write-off of an assetafboeking{noun}write-down | writing off the balanceafborstelen{verb}brushafbraak [/'ɑfbrak/] {noun}catabolism | decompositionafbraakprijs{noun}rock-bottom prizeafbraakproduct{noun}breakdown product | decay product | degradation productafbramen{verb}deburrafbranden{verb}burn downafbreekbaar{adjective}biodegradableafbreektekenhyphenafbreken [/ˈɑvbrekə(n)/] {verb}abortafbrekende kritiekflakafbreker{noun}cut-off man | decomposer | reducerafbrekingsteken{noun}breakafbrengen{verb}dissuadeafbrokkelen{verb}crumble | crumble away | crumble offafbrokkeling{noun}crumbling | spallingafbuigen{verb}turnafbuiging{noun}deflectionafdak [/ˈɑf.dɑk/ | /ˈɑv.dɑk/] {noun}abat-ventafdalen{verb}go downafdaling{noun}descentafdammen{verb}curbafdamming{noun}canal closureafdanken{verb}discard | throw awayafdankertje{noun}cast-off | hand-me-downafdanking{noun}dismissalafdekkap{noun}cover | covering capafdekken [/ˈɑf.dɛ.kə(n)/ | /ˈɑv.dɛ.kə(n)/] {verb}cover upafdeklaag{noun}cover foil | protective coating | protective layerafdekverf{noun}opaqueafdekzeil{noun}protection coverafdeling [/ˈɑfdelɪŋ/] {noun}departmentafdelingsbestuur{noun}Branch Leadershipafdelingshoofd{noun}Head of Unit | Project Lead | head of department | headmanager | managerafdelingsmanager{noun}Head of Departmentafdelingsvergadering{noun}sectional meetingafdingen{verb}bargain | haggleafdoen{verb}conclude | dispatch | expedite | finnish | put off | settleafdoend{adjective, verb}conclusivelyafdraaien{verb}turning awayafdracht{noun}tributeafdragen{verb}hand over | turn over | wear outafdrift{noun}leewayafdrijven{verb}purgeafdrijvend{verb}abortiveafdrijvingabortionafdroogdoek [/ˈɑfdroxduk/] {noun}tea towelafdruiprek [/ˈɑfdrœʏpˌrɛk/ | /ˈɑfdrœːpˌrɛk/] {noun}plate rackafdruk{noun, verb}copy | imprint | printafdrukken{noun, verb}printafdruksel{noun}printafdruppelendistilafduwen{verb}push offafdwalen{verb}stray | wanderafdwalend{verb}aberrantafdwaling{noun}aberration | digression | wanderingafdwingbaarheid{noun}enforceabilityafdwingen{verb}command | compel | forceafereseapheresisaferesisapheresisaffaire{noun}affair | caseaffakkelen{verb}flaringaffect{noun}affectaffectatie{noun}affectation | assignment | affectedness | allotmentaffecteren{verb}affectaffectie{noun}affectionaffectief{adjective}affectiveaffectiviteit{noun}affectivityaffiche{noun}billaffidavit{noun}affidavitaffiliatie [/ˌɑfiliˈja(t)si/] {noun}affiliationaffiliëren [/ˌɑfiliˈjerə(n)/] {verb}affiliateaffiliëren/sjabloontest [/ˌɑfiliˈjerə(n)/] {verb}affiliateaffineren{verb}purifyaffiniteit [/ɑfiniˈtɛit/] {noun}affinityaffirmatief{adjective}affirmativeaffirmeren{verb}affirmaffix{noun}affixaffixoïde{noun}affixoidaffreus{adjective}appallingaffricaat [/ˌɑfriˈkat/] {noun}affricateaffront{noun}abuse | insultaffronteren{verb}insult | offendaffuit{noun}gun carriageafgaan{verb}go down | go off | lose one's faceafgang{noun}flopafgebakend{adjective, verb}defined | delimitedafgebeeld{adjective, verb}image | painting | portrayingafgebroken{verb}brokenafgedankt{adjective, verb}discarded | dismissed | disusedafgedragen{verb}decrepitafgejakkerd{verb}jadedafgekeurd{verb}deprecatedafgeknot{verb}abruptafgeknotte icosaëdertruncated icosahedronafgekort{verb}abbreviatedafgeladen{verb}abrimafgelasten [/'ɑfxəˌlɑstə(n)/] {verb}adjournafgelasting{noun}cancellationafgeleefd{adjective, verb}decrepitafgelegen [/ɑfxəlegə/] {adjective, verb}remote | distant | far | afar | far awayafgeleid gegevenepiphenomenonafgeleide{noun, verb}derivativeafgelopen{adjective, verb}lastafgemat{verb}beatafgeplat{verb}flattenedafgeprijsd{verb}cheapafgerond{adjective, verb}roundafgeroomd{verb}skimafgeroomde melkskim milkafgesleten{verb}baldafgesloten [/'ɑf.xə.slo.tə(n)/] {verb}closedafgespen{verb}unbuckle | unclasp | untyingafgesproken{verb}consensualafgestompt{adjective, verb}callousafgestudeerde{adjective, noun, verb}graduateafgetrokken{verb}abstractiveafgevaardigde{noun, verb}delegateafgeven [/ˈɑfɣevə(n)/] {verb}deliver | complain | leave | runafgewikkeld{verb}unwoundafgezaagd{adjective, verb}commonplace | dismal | hackneyed | hard-worked | stale | triteafgezant{noun}envoy | emissary | messengerafgezien{preposition, verb}besidesafgezien van [/ˈɑfxəzinˌvɑn/] {preposition}apart fromafgezonderd{adjective, adverb, verb}abstractafgezonderde{adjective, verb}separateAfghaan [/ɑf.ˈxan/ | /ɑf.ˈχan/] {noun}Afghanafghaan{noun}AfghanAfghaans [/ɑf.ˈxans/ | /ɑf.ˈχans/ | /ɑv.ˈɣaːns/] {adjective, noun}Afghan | Pashto | AfghaniAfghaanse [/ɑf.ˈxan.sə/ | /ɑf.ˈχan.sə/] {adjective, noun}afghan womanAfghaanse windhondAfghan HoundAfghanistan [/ɑf.ˈɣa.nɪ.ˌstɑn/ | /ɑf.ˈχa.nɪ.ˌstɑn/ | /ɑv.ˈɣa.nɪ.ˌstɑn/] {properNoun}Afghanistanafgietsel{noun}castafgifte{noun}deliveryafgod [/'ɑfxɔt/] {noun}idol | false godafgoderij [/ɑfxodə'rɛi/] {noun}idolatryafgraven{verb}abradeafgraving{noun}excavationafgrazen{verb}browse | graze | pastureafgrendelen{verb}sealing offafgrenzen{verb}bound | limitafgrenzingdemarcationafgrijselijk{adjective, adverb}atrociousafgrijselijke zaakabhorrenceafgrijzen{noun}abhorrenceafgrond [/ˈɑfxrɔnt/ | /ˈɑfχrɔnt/ | /ˈɑvɣrɔnd/] {noun}abyss | chasmafgunst [/ˈɑfxɵnst/ | /ˈɑfçʏnst/] {noun}envy | jealousyafgunstig{adjective}envious | jealousafgunstig zijnenvyafhaalrestaurant{noun}takeaway restaurantafhaker{noun}dropoutafhakken{verb}truncateafhalen [/ˈɑfhalə(n)/] {verb}pick upafhandelen{verb}endafhandeling{noun}endingafhangen{verb}depend | hang downafhankelijk{adjective}according | dependentafhankelijkheid{noun}dependenceafhappen{verb}bite offafhechten{verb}anchorafhellen{verb}slope downafhelpen{verb}releaseafhouwen{verb}severafhuiven{verb}unhoodafhuren{verb}charterafijn{interjection}ah wellafikoman [/afikoˈmɑn/] {noun}afikomenafikomen [/afiˈkomə(n)/] {noun}afikomenafikoumon [/afiˈkɑumɔn/] {noun}afikomenafjakkeren{verb}overrideafkalven{verb}calve | calve-inafkalving{noun}caving | flow slideafkammen{verb}write downafkanten{verb}cast off | chamferafkappen{verb}truncateafkeer{noun, verb}abhorrenceafkeren{verb}turn awayafkerig{adjective}loathafketsen{verb}rejectafkeuren{verb}disapprove | rejectafkeurend{adjective, verb}disapprovingafkeurenswaardig [/ˌɑfkørənsˈʋardəx/] {adjective}blameworthy | condemnable | objectionableafkeuring{noun}disapprovalafkicken{verb}kick the habitafkijken{verb}copyafklimmen{verb}climbing down | descending | dismountafkloppen{verb}knock on wood | touch woodafkluiven{verb}gnawafknagen{verb}browseafknellen{verb}pinch offafknijpen{verb}pinch offafknippen{verb}cut-offafknotten{verb}clip | truncateafkoelen [/'ʔɑfkulən/] {verb}cool downafkoeling{noun}coolingafkoelingsperiode{noun}cooling off periodafkomen{verb}be granted | headafkomst{noun}raceafkomstig{adjective}coming fromafkomstig zijn vanhail fromafkondigen{verb}proclaimafkondiging{noun}proclamationafkooksel{noun}decoction | extractafkoopsom{noun}redemption moneyafkopen{noun, verb}buy offafkoping{noun}redemptionafkoppelen{verb}disconnectafkorten{verb}abbreviateafkortend{verb}abbreviatoryafkorterabbreviatorafkorting [/ɑfkɔrtɪŋ/] {noun}abbreviationafkrabben{verb}scrape | scrape off | scratch offafkraken{verb}slateafkrijgen [/ˈɑf.krɛɪ̯.ɣə(n)/ | /ˈɑf.krɛɪ̯.χə(n)/ | /ˈɑf.krɛː.ɣə(n)/] {verb}finish | get doneafkunnen{verb}be able to cope with | be able to handleaflaat [/ˈɑflat/] {noun, verb}indulgenceaflaatbrief [/ˈɑflatˌbrif/] {noun}letter of indulgence | indulgenceafladen{verb}unloadaflakken{verb}applying of wax resist | finish | sealaflaten{noun, verb}cease | stopaflatoxine{noun}aflatoxinafleesbaar{adjective}readableafleesfout{noun}reading accuracy | reading error | reading faultafleggen{verb}cover | remove | sit for | take | take offaflegger{noun}layerafleiden{verb}distract | concludeafleiding{noun}distraction | derivationafleidingsmanoeuverdiversionafleidingsmanoeuvre{noun}red herringafleren{verb}unlearnafleveren{verb}deliveraflevering{noun}episodeafleveringsbewijs{noun}delivery note | delivery receipt | delivery slipaflezing{noun}readingaflijnen{verb}delineateaflijningdemarcationafloeren{verb}spy outafloop [/ˈɑflop/ | /ˈɑfloːp/] {noun, verb}ending | bleedaflopen [/ˈɑflopə(n)/ | /ˈɑfloːpə(n)/] {noun, verb}finish | end | end up | go off | ringaflossen{verb}pay off | relieveaflosser{noun}relief clerk | relief employeeaflossing{noun}partial paymentaflossingstermijn{noun}amortization rateafluisteraar{noun}eavesdropperafluisteren{verb}eavesdropafmaken{verb}cull | finishafmarcheren{verb}be dismissedafmatten{verb}exhaustafmattend{adjective, verb}gruellingafmelden{verb}log out | unregisterafmeren{verb}dockafmesten{verb}final fattening periodafmeten{verb}measureafmeting{noun}dimensionafmeting veranderenresizeafmetingen{noun}footprintafmixenmixafmonsteren{verb}dischargeafname{noun}decreaseafnemen{verb}declineafnemende maanwaning moonafnemer{noun}customeraforisme{noun}aphorismafotischaphoticafotische zoneaphotic zoneafpakken{verb}take awayafpalen{verb}clearly define | demarcate | outlineafpassen [/'ɑfpɑsə(n)/] {verb}measureafpellen{verb}peel | shellafpersen{verb}dunafpersing [/ˈɑf.pɛr.sɪŋ/] {noun}blackmailafplaggen{verb}turfafplatten{verb}flattenafplukken{verb}pick | pluck | tear offafprijzen{verb}reduceafraden{verb}disrecommendafraden omdiscourageafraffelen{verb}bungle | scamp one's workaframmelen{verb}beat upaframmeling{noun}beating | thrashing | wallopafranselen{verb}thrash | beat up | rosserafranseling{noun}lashing | wallop | whippingafrasteren{verb}fence in | fence off | rail inafrastering{noun}grate | grid | grillafreageren{verb}abreactafreageringabreactionafreizen{verb}departafrekenen{verb}payafrekening [/ˈɑfrekənɪŋ/] {noun}liquidation | eliminationafremmen{verb}brakeafremming{noun}braking | moderation | slowing-downafrichten{verb}trainAfrika{properNoun}AfricaAfrikaan [/afri'kan/] {noun}AfricanAfrikaans [/afriˈkaːns/] {adjective, noun}Afrikaans | AfricanAfrikaanse{adjective, noun}AfricanAfrikaanse kwartelkoningAfrican crakeAfrikaanse steppevaraansavannah monitorAfrikaanse UnieAfrican Unionafrikaantje{noun}marigoldAfrikaner{noun}afrikander | afrikanerafristen{verb}strip off | strippingafrit{noun}exitafro{noun}afro | afrokampausAfro-AmerikaanAfrican-AmericanAfro-AmerikaansAfrican-AmericanAfro-AziatischAfro-AsiaticAfro-Aziatische talen{properNoun}Afro-Asiatic languagesafrodisiacum{noun}aphrodisiacafrollen{verb}unfurlafromen{verb}skimafroming{noun}cream-skimmingafronden{verb}complete | finish | round upafronding{noun}completionafrossen{verb}beat upafruimen{verb}clearafschaduwing{noun}adumbration | shadowafschafbaarabolishableafschaffen{verb}abolish | abrogateafschafferabolisherafschaffing{noun}abolishmentafschaven{verb}abrade | remove by planing | scraping off | shave offafscheid{noun, verb}goodbye | parting | farewell | good-byeafscheid nemensay goodbyeafscheiden{verb}secede | secreteafscheiding{noun}separation | dischargeafschenken{verb}decant | pour offafschepen{verb}put off | send about his businessafscheren [/ˈɑf.sxeːrə(n)/ | /ˈɑf.sχɪːrə(n)/] {verb}shave offafschermen{verb}fence offafschetsingadumbrationafscheuren [/ˈɑfsxørə(n)/] {verb}tear | tear off | get torn | pull off | rip offafschieten [/'ɑf.sxi.tə(n)/] {verb}shootafschilderen [/ɑfsxɪldərə(n)/] {verb}depictafschilferen{verb}flakeafschminken{verb}take off make-upafschrapen{verb}scrape offafschrift{noun}transcriptionafschrijven [/ˈɑfsxrɛɪvə(n)/] {verb}write offafschrijving{noun}deductionafschrik{verb}deterrentafschrikken{verb}quenchafschrikkend{verb}deterrentafschrikkingdeterrenceafschrikwekkend{adjective}dourafschuifkrachtshearafschuimen{verb}scourafschuinen{verb}bevel | chamferafschuiningchamferafschuiven{verb}abdicateafschuiving{noun}faultafschuren{verb}abradeafschuringabrasionafschurvingexcoriationafschutting{noun}fenceafschuw{noun}abomination | abhorrenceafschuwelijk [/ɑfˈsxyu̯ələk/] {adjective}ghastlyafschuwelijkheidgruesomenessafslaan{verb}turn downafslachten{verb}cullafslachting [/ˈɑfslɑxtɪŋ/] {noun}bloodbath | carnage | massacreafslag{noun}exit | Dutch auctionafslag bij afmijningDutch auctionafslanken{verb}downsizeafslijten{verb}abradeafslijtingencroachmentafsloven{verb}work to piecesafsluitceremoniecommencementafsluiten [/'ɑf.slʌʏ.tə(n)/] {verb}disconnectafsluiting{noun}acquisitionafsluitpremiecommissionafsluitprovisie{noun}commissionafsmeltingablationafsmeren{verb}lutingafsnijden{verb}cutafsnijden door abscissieabsciseafsnijdsel{noun}meat scraps | meat trimmings | trimmingafsnijsel{noun}meat scraps | meat trimmings | trimmingafspatten{verb}crack off | spatter offafspeellijstplaylistafspelden{verb}pin off | pinning offafspelen{verb}wear out | finish | happen | play | take placeafspeuren{verb}scanafspiegelen{verb}mirror | reflectafspiegeling{noun}reflectionafsplitsenforkafsplitsing{noun}forkafspoelen{verb}washafsponzen{verb}sponge | sponge down | sponge overafspraak [/ˈɑfsprak/] {noun}agreement | appointmentafspraakje{noun}dateafspreken{verb}agreeafspringen{verb}jump offafstaan{verb}give inafstammeling{noun}descendantafstammelingen{noun}offspringafstammen{verb}be descendedafstammen vanhail fromafstamming{noun}descentafstand [/ˈɑfstɑnt/] {noun}distance | cession | renunciationafstand doenabandonafstand doen vanrelinquishafstandelijk{adjective}aloofafstandelijkheidaloofnessafstandsbediening{noun}remote controlafstandsbesturing{noun}remote controlafstappen{noun, verb}dismountafsteken{verb}lightafstellen [/'ɑfstɛlə(n)/] {verb}adjust | setafstelling{noun}adjustmentafstemmen [/'ɑfstɛmə(n)/] {verb}reject | tune | tune in | vote downafstemming{noun}coordinationafstemoog [/ɑfstɛmox/] {noun}magic eyeafstempelen{verb}punchafstervingnecrosisafstevenen{verb}bear down | makeafstoffen [/ˈɑfstɔfə(n)/] {verb}dustafstompen{verb}dullafstoot{verb}break-offafstoppen{verb}plugging | stoppingafstotelijk{adjective}abominableafstoten{verb}to repel | push away | rejectafstotend{adjective, verb}repelling | repulsive | unattractiveafstoting{noun}repulsionafstraffen{verb}punishafstraffing{noun}punishmentafstrijken{verb}level offafstromen{verb}flow away | flow offafstropen{verb}stripafstuderen{verb}graduateafstuiten{verb}reboundaft [/ɑf/ | /ɑft/] {noun}aphthaaftakdoos{noun}junction boxaftakelen{verb}decline | deteriorate | unrigaftakeling{noun}decrepitudeaftakken{verb}branch off | branching | fork offaftakking{noun}bough | branch | branchingaftappen{verb}tapaftappunt{noun}line drains | outletaftasten [/'ɑftɑstə(n)/] {verb}exploreafte{noun}aphthous ulceraftekenen{verb}delineate | emphasize | sign | underlineaftelbaar{adjective}countableaftellen{verb}countaftelling{noun}countdownaftobben{verb}worryaftocht{noun}retreataftrap [/ˈɑftrɑp/] {noun, verb}kickoffaftrappen{noun, verb}kick down | kick offaftreden{verb}resign | stepaftredend{adjective, verb}resigningaftreding{noun}resignationaftrek{noun, verb}deductionaftrekbaar{adjective}deductibleaftrekgetalminuendaftrekken{noun, verb}subtractaftrekker{noun}squeegeeaftrekking [/ˈɑftrɛkɪŋ/] {noun}subtractionaftreksel [/ˈɑftrɛksəɫ/] {noun}extractaftreksom{noun}subtraction sumaftroeven{verb}pummelaftroggelen [/ˈɑftrɔɣələ(n)/] {verb}wangle offaftuigen{verb}beat upafvaardigen [/ˈɑˌfaːrdəɣə(n)/] {verb}delegate | deputeafvaardiging{noun}delegationafvaart{noun, verb}departureafval{noun, verb}garbage | wasteafvalbak{noun}dustbinafvalberg{noun}heapafvallen [/ ˈɑfɑlə(n) /] {verb}fall off | apostatise | lose weightafvallig{adjective}apostate | unfaithful | disloyalafvallig zijnflakeafvallige{adjective, noun}apostate | deserter | renegade | renegateafvalligheid{noun}apostasyafvalscheidingwaste sortingafvalstof{noun}waste productafvalverwerking{noun}sanitationafvalwater{noun}waste waterafvaren{verb}depart | go down | leave | sail | startafvegen{verb}wipeafvijlen{verb}file away | file offafvinken{verb}checkafvinklijst{noun}checklistafvlakken{verb}fatteningafvliegen{verb}disappear | fly away | fly off | fly outafvloeien{verb}be discharged gradually | flow down | flow offafvloeiingspolitiekattritionafvloeiingsregeling{noun}redundancy pay | redundancy scheme | severance schemeafvoer{noun, verb}transport | carrying off | dischargeafvoerder{noun}abductorafvoeren{noun, verb}eliminateafvoerend{verb}abducentafvoerend kanaaltjeefferent ductafvoerende zenuwabducens nerveafvoering{noun}abductionafvoermiddel{noun}laxative | purgativeafvragen{verb}wonderafvuren{verb}fireafwachten [/ˈɑfwɑxtə(n)/ | /ˈɑfʋɑxtə(n)/ | /ˈɑfʋɑχtə(n)/] {verb}await | wait forafwachting{noun}expectationafwas{noun, verb}washing-upafwasbaar{adjective}washableafwasbak{noun}washing-up bowlafwasborstel{noun}dishwashing brushafwasmachine{noun}dishwasherafwasmiddel{noun}dishwashing detergentafwassen [/'ɑfwɑsə(n)/ | /'ɑfʋɑsə(n)/ | /'ɑfβ̞ɑsə(n)/] {noun, verb}wash up | wash offafwasser{noun}dishwasherafwaswater{noun}dishwaterafwateren{verb}drainafwatering{noun}drainage | drainingafwateringsgebied{noun}catchment area | river basin | watershedafweer{noun, verb}defenceafweergeschut [/ɑfwergəsxʌt/] {noun}anti-aircraft gunsafweerstof{noun}antibody | immune substanceafweging{noun}assessmentafwending{noun}avertingafwennen{verb}break of a habit | break oneself of a habit | get out of a habit | teach | unlearnafweren [/ɑfˈwerə(n)/] {verb}deflect | protect from | thwart | ward offafwerken{verb}absolveafwerker{noun}decorator | finisherafwerking [/ɑfwɛrəkɪŋ/] {noun}finishing | finishing touchafwerpen{verb}cast

.

afweten{verb}be knowledgeable | have knowledgeafwezig{adjective}absent | absent-mindedafwezige{adjective, noun}absenteeafwezigheid{noun}absenceafwezigheid versterkt de liefdeabsence makes the heart grow fonderafwijkelingdeviantafwijken{verb}deviate | differafwijkend{adjective, verb}aberrantafwijkend exemplaaraberrationafwijking{noun}deviation | anomaly | abnormalityafwijking van meningdissentafwijzen{verb}rejectafwijzing [/'ɑfʋɛɪzɪŋ/] {noun}rejectionafwikkelen{verb}conclude | dispatch | expedite | finnish | liquidate | settleafwikkeling{noun}completionafwisselen [/ˈɑfʋɪsələ(n)/] {verb}alternateafwisselend{adjective, adverb, verb}aboutafwisseling [/ˈɑfʋɪsəlɪŋ/] {noun}variationafwissen{verb}wipe offafwrijfselrubbingafzadelen{verb}unsaddleafzakken{verb}slide downafzeggen{verb}cancelafzegging{noun}calling offafzekerenassureafzemen{verb}clean with a leatherafzenden{verb}dispatchafzender{noun}senderafzet{noun, verb}sale | demandafzetbaar{adjective}dativeafzetgebied{noun}marketafzetkegeltraffic coneafzetmarkt{noun}marketafzetprobleem{noun}marketing problemafzetsel{noun}deposit | residueafzetster{noun}crookafzetten{noun, verb}amputate | block off | depose | deposit | drop off | entfernenafzetter{noun}swindlerafzetting{noun}depositafzettingsgesteentesedimentary rockafzichtelijk [/ɑf'sɪxtələk/] {adjective}horribleafzien{verb}renounce | abandon | sufferafzien vanwaiveafzienbaar{adjective}foreseeable | measurableafzijdig{adjective}neutral | impartialafzinkbaarsubmersibleafzinken{verb}submergeafzoeken{verb}searchafzonderen [/ˈɑfˌsɔnd(ə)rən/] {verb}separate | separate oneselfafzondering [/ˈɑfsɔndərɪŋ/] {noun}separation | segregationafzonderlijk{adjective}separateafzuiging{noun}exhaust | suction section | ventilationafzuigkap [/ˈɑfzœʏχkɑp/ | /ˈɑfzœːxkɑp/] {noun}extractor hoodafzwaaien{verb}be released | demob | demobilizeafzwakken{verb}declineafzweerderabjurerafzwenken{verb}turn off | turning awayafzweren{verb}abjureafzwering{noun}abjuration | renunciationagaat{noun}agateagaatgrijs{adjective, noun}agate greyagalactie{noun}agalactiaagammaglobulinemie{noun}agammaglobulin-aemiaagape{noun}agape | charityagapornislovebirdagaragar{noun}agar | agar-agarAgartala{properNoun}AgartalaAgatha{properNoun}Agathaagave{noun}agaveagenda [/a.ˈɣɛn.da/ | /a.ˈχɛn.da/] {noun}diary | agenda | order of businessagendapunt{noun}itemagenesie{noun}agenesisagens [/'aɣɛns/] {noun}agentagent [/a'ɣɛnt/] {noun}agent | policemanagente{noun}police officeragentschap [/aɤˡɛntsxɑp/] {noun}agencyagentuur{noun}agencyageren{verb}act | take actionagglomeraat{noun}agglomeration | agglomerateagglomeratie{noun}agglomerationagglomereren{verb}agglomerateagglutinatie{noun}agglutinationagglutinerend{verb}agglutinativeaggravatie{noun}aggravationaggregaat{noun}aggregateaggregatie{noun}aggregationaggregatietoestand{noun}fase (matter)agio{noun}premiumagioteren{verb}speculateagitatie{noun}agitation | commotion | disturbance | excitement | flutter | turmoilagitator{noun}agitatoragiteren{verb}agitate | incite | stir up | abetAglaïaAglaiaAgnes{properNoun}Agnesagnosie{noun}agnosiaagnosticisme{noun}agnosticismagnosticus{noun}agnosticagnostisch{adjective}agnosticagnotologieagnotologyagoeti{noun}agoutiagogiek{noun}agogicagonie{noun}agonyagonist{noun}agonistagorafobie{noun}agoraphobiaagorismeagorismagrafie{noun}agraphiaagrammatismeagrammatismagranulocyt{noun}agranulocyteagranulocytose{noun}agranulocytosisagrariër{noun}farmer | agrarianagree to disagreeagree to disagreeagressie{noun}agression | aggressionagressiebeheersing{noun}anger managementagressief{adjective}aggressiveagressiviteit{noun}aggressiveness | aggression | aggressivityagressor{noun}attackeragricultuur{noun}agriculture | farming | tillageagrimonie [/aɣriˈmoni/] {noun}agrimonyagroloog{noun}agrologistagronomie{noun}agronomyagronoom{noun}agronomistAguacateeks{noun}Awakatekah [/a/] {interjection, noun}ahaha{interjection}ahaAhaggargebergte{properNoun}Ahaggar Mountainsahob{noun}half-barrier crossingahoi{interjection}ahoyahorn [/a.ˈhɔrn/] {noun}maple | sycamoreahornsiroop{noun}maple syrupai{interjection, noun}oopsaichmofobieaichmophobiaaideaidaids{noun}AIDSaidsgeval{noun}AIDS caseaidspatiënt{noun}AIDS patientaileronaileronailurofobieailurophobiaAinuAinuaio{noun}trainee research assistantaioli{noun}aioliair [/ɛːr/] {noun}air | appearance | lookairbag{noun}airbag | air bagairbus{noun}airbusairco{noun}air conditioningairconditionedair-conditionedairconditioner{noun}air conditionerairconditioning{noun}air conditioningairmail{noun}airmailairshow [/ˈɛːrʃo/] {noun}airshowairstrip{noun}airfield | flight strip | landing stripAischylosAeschylusAitneAetnaAizawl{properNoun}AizawlajaayahAjaxAjaxajour{adjective}open-workaju{interjection}byeajuin{noun}onionajuus{interjection}byeAka{noun}AkaAkan{noun}Akanakelei{noun}Akeleiakelig{adjective, adverb}horrible | bleak | dismal | dreary | ghastly | grislyAken{properNoun}Aachenaker [/'akər/] {noun}acorn | bucketakinesie{noun}akinesiaAkkadisch{noun}Akkadianakkefietje [/ɑkə'ficə/] {noun}trifle | bad jobakker [/ˈɑkər/] {noun, verb}fieldakkerbouw{noun}agriculture | farming | tillageakkerbouwbedrijf{noun}farm enterpriseakkerbouwer{noun}farmer | agriculturistakkerdistel{noun}creeping thistleakkerdoornzaad{noun}canadian hedge parsley | common hedge parsley | spreading hedge parsleyakkerhoningklaver{noun}yellow melilot | yellow sweet cloverakkerhoornbloem{noun}field mouse-earakkerkool{noun}lapsanaakkerland{noun}acreakkerpaardenstaart{noun}field horsetailakkerwinde{noun}convolvulus arvensisakkerzenegroen{noun}ground pine | yellow bugleakkevietje{noun}bad jobAkkoAcreakkoord{noun}chord | agreementakkoordsymbool{noun}chord symbolakoestiek [/ˌakusˈtik/] {noun}acousticsakoestisch{adjective}acousticakoestische{adjective}acousticakoestische gitaaracoustic guitarakolei{noun}AkeleiAkropolisAcropolisakte{noun}deedakte van cessieassignmentAkte van VerlatingOath of Abjurationaktetas{noun}briefcaseaktueelcurrentaktuelecurrental{adverb, conjunction, indefinitePronoun}alreadyal dente{adverb}al denteal draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk dingput lipstick on a pigal gezien al gedaanbeen there, done thatal is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel{phraseologicalUnit}a lie has no legs | lies have short wings | though a lie be swift, truth overtakes itAl JazeeraAl Jazeeraal met al{adverb}all in allAl Qaidaal-Qaedaal-pan-Al-AndalusAl-AndalusAlaanAlanAlacalufaanse talen{properNoun}Alacalufan languagesAlagoas{properNoun}AlagoasAlain{properNoun}Alanalalie{noun}alaliaalambiek{noun}alembicAlan{properNoun}Alanalanine{noun}alaninealant{noun}elecampaneAlanusAlanalarm [/alɑrṃ/] {noun}alarmalarm slaanalarmalarmeren [/ɑlɑr'merən/] {verb}alarmalarmerend{adjective, verb}alarmingalarmklok{noun}alarm-bell | alarm-clockalarmkreet{noun}alarmalarmsein{noun}alarm | alarm-signalalarmsignaal{noun}alarm signalalarmstemmingalarmalarmsysteem [/ɑˈlɑrmsiˌstem/] {noun}alarm system | burglar alarmAlas-Kloeët Bataks{noun}Batak Alas-KluetAlaska{properNoun}AlaskaAlaskastrandloperwestern sandpiperAlbaanse talen{properNoun}Albanian languagesAlbanAlbanAlbanees [/ɑɫbaˈneːs/] {adjective, noun}AlbanianAlbanese{adjective, noun}AlbanianAlbanië [/ɑlˈbaːni.jə/ | /ɑɫˈbani.jə/] {properNoun}AlbaniaAlbanyAlbanyalbast{noun}alabasteralbasten{adjective}alabasteralbatros{noun}albatrossalbe{noun}albAlbert{properNoun}AlbertAlbertaAlbertaAlbinAlbinalbinisme{noun}albinismalbino{noun}albinoalbum{noun}albumalbumine{noun}albuminalchemie{noun}alchemyalchemist{noun}alchemistalchimie{noun}alchemyalchimist{noun}alchemistalcohol{noun}alcoholalcoholhoudend{adjective}alcoholicalcoholica{noun}alcoholic drinksAlcoholics AnonymousAlcoholics Anonymousalcoholicus{noun}alcoholic | boozer | drunkardalcoholisch{adjective}alcoholicalcoholische drankalcoholalcoholisme{noun}alcoholismalcoholist{noun}alcoholicalcoholistealcoholicalcoholmisbruik{noun}alcohol abusealcoholonthoudingabstinencealcoholvrij{adjective}non-alcoholicaldaar{adverb}there | at that place | yonderAldebaranAldebaranaldehyde{noun}aldehydealdislamp{noun}signal lamp | aldis lampaldosteronismealdosteronismaldra{adverb}presentlyaldus{adverb}thusale{noun}alealeatoiraleatoryaleatorischaleatoryAlectryoAlectryonaleer{conjunction}before | previous toalef [/ˈalɛf/ | /ˈɑlɛf/] {noun}alephAlemannisch{noun}AlemannicAleoeten{properNoun}Aleutian Islandsalert [/aˈlɛrt/] {adjective}alertalerteren{verb}alarmalertheid{noun}alertnessalethischalethicAletta{properNoun}AlettaAlexander{properNoun}AlexanderAlexander de GroteAlexander the Greatalexandrijn{noun}alexandrineAlexandriëAlexandriaAlexandroupolisAlexandroupolialexiealexiaAlexiusAlexiusalf{noun}elfalfa [/ˈɑlfa/] {noun}alphaalfabet{noun}alphabetalfabetisch [/ɑlfɑ'betis/] {adjective}alphabetical | abecedaryalfabetiseren [/ɑl.fa.bæː.tɪ.ˈzeː.rə(n)/ | /ɑɫ.fa.be.ti.ˈzɪː.rə(n)/] {verb}alphabetizealfabetisering{noun}literacyalfabetisme{noun}literacyalfalfa{noun}alfalfaalfamannetjealpha malealfanumeriek{adjective}alphanumericalfastraling{noun}alpha radiationAlfons{properNoun}AlfonsoAlfredAlfredalg{noun}algaalgazel{noun}Scimitar Oryxalgebra [/ˈɑɫɣəbra/] {noun}algebraalgebraïsch{adjective}algebraicalalgeheel{adjective}completealgemeen{adjective, noun}common | general | universal | usual | joint | vaguealgemeen goedcommonsAlgemene Vergadering van de Verenigde NatiesUnited Nations General Assemblyalgemene verkiezingengeneral electionalgemene voorwaardenterms and conditionsalgen{noun}algaealgenbloei{noun}algal bloomAlgerije [/ɑl.ɣə.'rɛɪ̯.jə/ | /ɑɫ.ɣə.'rɛː.jə/ | /ɑɫ.χə.'rɛɪ̯.jə/] {properNoun}AlgeriaAlgerijn{noun}AlgerianAlgerijns{adjective}AlgerianAlgerijns Arabisch{noun}Algerian ArabicAlgerijnse{adjective, noun}algerian womanAlghereesAlghereseAlgiers [/ɑɫˈxiːrs/ | /ɑɫˈɣiːrs/] {adjective, properNoun}AlgiersAlgischAlgicAlgische talen{properNoun}Algic languagesAlgonkischAlgonquianalgonkium [/ɑlˈɣɔŋkijʏm/] {noun}AlgonkianAlgonquintalen{properNoun}Algonquian languagesalgoritme{noun}algorithmalgoritmischalgorithmicalhamdoelillahalhamdulillahalhidade{noun}alidadealhier{adverb}here | localalhoewel{conjunction}althoughAli{properNoun}Alialia [/aliˈja/] {noun}aliyahalias [/aliɑs/] {adverb, noun}alias | also known as | nickname | otherwise known asalibi{noun}alibiAlice{properNoun}Alicealieë [/aˈlijə/] {noun}aliyahaligneren{verb}align | rangealikruik{noun}periwinklealimentair{adjective}alimentaryalimentatie{noun}alimonyalimentatiegeldalimonyalinea [/aˈlinija/] {noun}paragraphalineatekenpilcrowaliënatie{noun}alienationalk [/ɑlk/] {noun}razorbillalkaan{noun}alkanealkali{noun}alkalialkalimetaal [/ˈɑlkalimeˌtal/] {noun}alkali metalalkaline{noun}alkalinealkalisch{adjective}alkalinealkaliseren{verb}alkalizealkalose{noun}alkalosisalkaloïde{noun}alkaloidalkeen{noun}alkenealkoof{noun}alcovealkyleren{verb}alkylatealkynalkyneall-in{adverb}all-inAllah{properNoun}AllahAllahoe akbarAllahu akbarallang{adverb}for a long timeallatief [/ˈɑlatif/] {adjective, noun}allative casealle [/ˈɑlə/] {indefiniteCardinalNumeral, indefinitePronoun}allalle andereneveryone elsealle hens aan dek