De Demonen Van Calle Goya - Owen Jones - E-Book

De Demonen Van Calle Goya E-Book

Owen Jones

0,0
4,49 €

-100%
Sammeln Sie Punkte in unserem Gutscheinprogramm und kaufen Sie E-Books und Hörbücher mit bis zu 100% Rabatt.
Mehr erfahren.
Beschreibung

Frank, een Londenaar, trouwt met Joy, een mooie jonge Thaise die in de stad werkt. Ze heeft er altijd al van gedroomd om naar de Costa del Sol in Spanje te gaan. Ze vertrekken naar een appartement in Fuengirola dat Frank’s baas hen uitleent voor de huwelijksreis van hun dromen. Het begint mis te gaan wanneer Joy vreest dat het spookt in het appartement. Angst leidt tot depressie en ontaardt in terreur. Frank heeft geen idee wat hij moet doen, behalve haar terugbrengen naar haar familie in Thailand. Maar ook dat brengt ongeluk. Door de tussenkomst van een geheim Scandinavisch genootschap ziet het leven er eindelijk rooskleuriger uit. Dit is het verhaal van hoe het kwaad kan voortkomen uit goede bedoelingen. Een fantasieverhaal gebaseerd op ware gebeurtenissen.

Das E-Book können Sie in Legimi-Apps oder einer beliebigen App lesen, die das folgende Format unterstützen:

EPUB
MOBI

Seitenzahl: 422

Bewertungen
0,0
0
0
0
0
0
Mehr Informationen
Mehr Informationen
Legimi prüft nicht, ob Rezensionen von Nutzern stammen, die den betreffenden Titel tatsächlich gekauft oder gelesen/gehört haben. Wir entfernen aber gefälschte Rezensionen.



Inhoud

DE DEMONENVANCALLE GOYA

Copyright

Opdracht

Inspirerende citaten

1 HET MJØSA-MEER, NOORWEGEN

2 HET JAARLIJKS BAL VAN DE SEDOLFSENS

3 DE 100ste NACHT VAN DE ASPIRANTEN

4 FRANK EN JOY

5 LA RESIDENCIA, ‘EEN TWEEDE THUIS’

6 HET STRAND

7 ZUIDWEST-FUENGIROLA

8 LOS BOLICHES

9 PARANOIA

10 THAILAND

11 DE ZUS VAN JOY

12 BEW

13 NAAR HET PLATTELAND

14 BAAN LEK

15 WONEN BIJ MAMA

16 UITGESLOTEN

17 AKELIGE TIJDEN

18 BOO’S SCHUILPLAATS

19 UPS EN DOWNS

20 DE VISUMTRIP

21 DE MIST TREKT OP

22 OPNIEUW EN OPNIEUW TROUWEN

23 LONDEN

24 HET GOYAGENOOTSCHAP VOOR WAARHEID EN SCHOONHEID

25 DE BRIEF

26 EPILOOG

DE VERWORPENE

Over de auteur

Boeken van dezelfde Auteur:

DE DEMONEN VAN CALLE GOYA

Wanneer uit goede bedoelingen het kwade volgt!

Vertaald door Hilde Mortelmans

Owen Jones

Copyright

Copyright © 2024 Owen Jones

Fuengirola, Spanje en Bangkok, Thailand

Cover door GetCovers

Megan Publishing Services

http://meganpublishingservices.com

Alle rechten voorbehouden

Het recht van Owen Jones om geïdentificeerd te worden als de auteur van dit werk is bevestigd in overeenstemming met secties 77 en 78 van de Copyright Designs & Patents Act 1988. De morele rechten van de auteur worden erkend.

In dit fictiewerk zijn de personages en gebeurtenissen ofwel het product van de verbeelding van de auteur of ze worden volledig fictief gebruikt. Sommige plaatsen kunnen bestaan, maar de gebeurtenissen zijn volledig fictief.

De demonen van Calle Goya

Een heilzaam verhaal van goede bedoelingen en kwade dadendoor Owen Jones

eBook licentie-opmerkingenDit e-book is uitsluitend gelicentieerd voor uw persoonlijke plezier en gebruik. Dit e-book mag niet worden doorverkocht of weggegeven aan andere mensen. Als u dit boek met iemand anders wilt delen, koop dan een extra exemplaar voor elke ontvanger. Als u dit boek leest en het niet hebt gekocht, of als het niet alleen voor eigen gebruik is gekocht, ga dan terug naar uw favoriete e-bookwinkel en koop uw eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Opdracht

Deze uitgave is opgedragen aan mijn vrouw, Pranom Jones, omdat zij mijn leven zo gemakkelijk mogelijk maakt en ze doet dat geweldig. Onze dochter, Chalita, is ongelooflijk aardig voor ons geweest tijdens het creëren van dit boek dat op meer dan één niveau gebaseerd is op elementen van waarheid.

Karma betaalt iedereen in gelijke mate terug.

Inspirerende citaten

Geloof niet in iets alleen maar omdat je het hebt gehoord,

Geloof niet in iets simpelweg omdat het door velen werd gezegd en beweerd,Geloof niet in iets alleen maar omdat het in je religieuze teksten geschreven staat,Geloof niet in iets alleen op het gezag van leraren en de ouderen,Geloof niet in tradities omdat ze generaties lang zijn overgeleverd,Maar als na observatie en analyse iets overeenkomt met de rede en bevorderlijk is voor het welzijn en het voordeel van iedereen, accepteer het dan en leef ernaar.

Gautama Buddha

––

Grote Geest, wiens stem hoorbaar is in de wind, hoor mij. Laat me groeien in kracht en kennis.

Laat me altijd de rode en paarse zonsondergang aanschouwen. Mogen mijn handen respect hebben voor de dingen die U mij gegeven hebt.

Leer me de geheimen die verborgen liggen onder elk blad en elke steen, zoals U mensen eeuwen geleden hebt geleerd.

Laat me mijn kracht gebruiken, niet om groter te zijn dan mijn broeder, maar om mijn grootste vijand te bestrijden - mezelf.

Laat me altijd voor U verschijnen met schone handen en een open hart zodat wanneer mijn aardse tijdspanne vervaagt als de zonsondergang, mijn Geest zonder schaamte naar U zal terugkeren.

(Gebaseerd op een traditioneel gebed van de Sioux)

––

‘Ik probeer niet in de voetsporen van de Ouden te treden. Ik zoek wat zij zochten.’

Matsuo Basho

1 HET MJØSA-MEER, NOORWEGEN

De oude Baron zat aan het grote, glanzend geboende teakhouten en lederen bureau in zijn werkkamer en keek uit over het meer voor hem. Met zijn 1,70 m was hij klein voor een Noor. Hij had opvallend krullend grijs haar, een tamelijk rond gezicht met bruine ogen en droeg een bril. Hij was casual gekleed in een donkergroen kasjmier vest, een overhemd met open hals en een grijze flanellen broek, omdat hij tot na de lunch geen bezoekers verwachtte. De perfecte stilte werd slechts af en toe verbroken door het geluid van krakend ijs op het meer buiten of vogels die in het ondiepe naar kleine visjes zochten. Al vijf eeuwen stond het oude kasteel afgelegen op het grote terrein. Na het afronden van zijn opleiding had de huidige Baron hier al zijn tijd doorgebracht. Rust hoorde bij hem.

Toen het langverwachte tikje op de deur eindelijk kwam, antwoordde hij met een verrassend luide stem.

‘Binnen! Ah, Maximiliaan, ik hoop dat je goed nieuws voor me hebt.’ Er klonk meer dan een zweem van ongeduld door in zijn stem.

‘Ja, Herr Baron, dat heb ik zeker. De telefoonlijn en de satellietschotel zijn na de storm van gisteravond weer volledig in orde en de post is bezorgd.’ Maximiliaan bood het zilveren dienblad dat hij bij zich had aan de Baron aan, die het stapeltje met een tiental enveloppen oppakte.

‘Dus dat betekent dat de telefoon-, breedband-en satellietcommunicatie volledig hersteld is?’

‘Mijn tests suggereren dat dat inderdaad zo is, Herr Baron.’

‘Heel goed. Dank je, Maximiliaan. Je mag doorgaan met de voorbereidingen. Verloopt wat dat betreft alles zoals gepland?’

‘Ja, meneer. Er zijn geen problemen.’

De Baron wuifde met de brieven en de butler vertrok in complete stilte, hoewel hij zichzelf één blik op het gezicht van zijn werkgever gunde voordat hij de deur achter zich dichttrok. Hij vond het erg moedig en brutaal om te doen, maar hij wilde graag altijd weten hoe de stemming van de Baron was.

Maximiliaan was de lijfknecht van de Baron geweest op de universiteit in Heidelberg, toen ze allebei nog jong waren. Hij was Duitser en de enige die hem Herr Baron mocht noemen. Het hele huishouden vertrouwde hem volledig. Ze waren al meer dan vijftig jaar samen en ze kenden elkaar beter dan hun eigen vrouwen.

De Baron zocht naar de zware, donkergroene enveloppen die aangaven dat ze afkomstig waren van de naaste familieleden en van de gemeenschap waarbinnen hij werkte. Hij opende ze met een duidelijke ongerustheid en legde de andere opzij voor later. Hij glimlachte toen hij de ene antwoordkaart na de andere uit de enveloppe haalde. Het waren er acht. Hij hield ze voor zich en sprak tegen een oud familieportret.

‘De clan komt bijeen, grootvader Peter. We zullen weer één zijn en de oude familietraditie voortzetten!’

De muren van de gelambriseerde studeerkamer hingen vol met familieportretten, maar er waren er twee in het bijzonder die de Baron op dat moment wilde bekijken. Ze waren niet zichtbaar voor iedereen. Niet veel mensen kwamen ooit in de intimiteit van zijn privévertrek. Slechts een handvol bedrijfsmanagers, advocaten, accountants en consorten waren er ooit binnen geweest.

Maar naast zijn kantoor had de Baron nog een andere kamer, een geheime kamer. Die was er altijd al geweest sinds het kasteel was gebouwd, maar samen met miljoenen dollars aan ander restauratiewerk was die kamer aangepast aan de eenentwintigste eeuw met ultramoderne systemen voor beveiliging, levensinstandhouding en communicatie. Hij activeerde de afstandsbediening in zijn zak en een perfect verborgen paneel schoof open – geruisloos.

De kamer was volgens alle normen groot. In het midden stond een perfect ronde tafel met dertien bijpassende stoelen. Schijnbaar overbodig hing in het midden boven de tafel een antieke kroonluchter, maar de kaarsen konden met een piëzo-aansteker worden aangestoken en gedoofd met een zuchtje lucht uit bussen met perslucht die met dezelfde afstandsbediening werden bediend. Deze elektrische luchter werd echter alleen gebruikt bij zeer speciale gelegenheden, omdat de kamer al perfect verlicht was door verborgen verlichting, die kon worden aangepast aan de omstandigheden. Toen hij binnenkwam, in wat hij het Heiligdom noemde, drukte hij op een andere knop van de afstandsbediening en de helft van de tegenoverliggende muur kwam tot leven met een scène van buiten het kasteel. Het was een speciaal eenrichtingsraam dat al dan niet uitzicht bood door een elektrische lading door het glas te laten gaan.

De Baron schonk echter nauwelijks aandacht aan de zwanen die buiten op het meer foerageerden. Hij drukte op meer knoppen en twee andere glazen ruiten werden geactiveerd waardoor zijn waardevolste bezittingen zichtbaar werden. Bewaard in een gecontroleerde omgeving werden een olieverfschilderij en een schets zichtbaar. De Baron hield de antwoordkaarten omhoog naar de man op het schilderij en sprak.

‘De vierhonderdste jaarlijkse bijeenkomst van onze clan staat op het punt plaats te vinden, O Meest Vereerde Voorouder. Ze hebben lang geprobeerd om uw band met onze familie te ontkennen, maar we hebben ons nooit laten intimideren. We hebben u nooit ontkend en dat zullen we ook nooit doen! We weten dat we van hetzelfde bloed zijn en we zullen het geloof behouden! Nog maar drie dagen en we zijn allemaal herenigd. Ik vertrouw erop dat u ons kunt vereren met uw aanwezigheid op die gunstige dag, al is het maar voor even?’

De Baron glimlachte toen hij in zijn hoofd voelde dat hij een bevestigend antwoord had gekregen. Hij glimlachte naar de heer van middelbare leeftijd met weerbarstig haar op het schilderij en voelde opnieuw een antwoord. Hij liep naar de vrouw op de tweede afbeelding. Het was geen portret, maar er was maar één persoon afgebeeld. Hij boog lichtjes en klikte met zijn hakken om het diepste respect te tonen op de beste manier die hij kende.

‘Vereerde Voorouders, uw testament zal worden uitgevoerd volgens onze oude familietraditie.’ Dat gezegd hebbende, boog hij opnieuw voor elk schilderij, draaide zich op zijn hielen, verliet het Heiligdom en drukte op de knop die nodig was om de kamer opnieuw op slot te doen met slechts een nauwelijks hoorbaar suizen van de deur. Hij keerde terug naar zijn bureau, zette zijn computer aan en riep zijn butler weer.

‘Maximiliaan’, zei hij, ‘het lijkt erop dat de communicatie inderdaad weer normaal is. De brieven die ik vanmorgen ontving geven aan dat de traditionele familiebijeenkomst door zal gaan zoals gepland. Wees zo goed om de oude procedures voor de gecombineerde vierhonderdste bijeenkomst en honderdste speciale initiatie uit te voeren. Je hebt al een dozijn inwijdingen voorbereid, is het niet, Maximiliaan?’

‘Dat klopt, Herr Baron, dit wordt de dertiende keer.’

‘Je dienst wordt zeer gewaardeerd, Maximiliaan, niet alleen door mij maar door de hele familie. Zijn de nieuwe personeelsleden op de hoogte gebracht van hun taken tijdens de bijeenkomst en hebben ze instructies gekregen over waar ze wel en niet mogen komen tijdens de twee dagen van de festiviteiten?’

‘Ja, meneer, alles is zoals het hoort.’

‘Accommodatie, voor onze verblijvende gasten, eten, drinken, speciale behoeften, enzovoort?’

‘Ja, Herr Baron, ik heb persoonlijk voor al die details gezorgd.’

‘Is er iets dat je wilt dat ik afhandel?’

‘Nee, meneer, alleen die dingen waar ik niets vanaf weet.’

‘Heel goed, je mag doorgaan met je taken, Maximiliaan.’

‘Ja, Herr Baron.’

Daarmee richtte de Baron zijn aandacht op zijn dagelijkse bezigheden en hij sloeg verder geen acht meer op de butler.

De eenendertig logerende gasten kwamen de volgende middag bijna tegelijkertijd aan. Ze arriveerden met hun eigen voertuigen. De meesten met de auto, hoewel twee met hun eigen helikopter kwamen aanvliegen. Er waren elf vertrouwelingen van de Vertrouwenskring, vier kandidaten, tien echtgenoten en zes tieners. Echtgenoten waren toegestaan, evenals kinderen ouder dan dertien, maar zij werden niet tot de Vertrouwenskring gerekend, die bestond uit de Baron, de Barones en elf andere goede vrienden en familieleden. De gasten die niet tot de Vertrouwenskring behoorden, werden weggehouden van het hoofddoel van het evenement. Partners, vriendinnen en vriendjes waren strikt verboden.

De elf andere leden van de Vertrouwenskring waren allemaal bloedverwanten, hoe ver weg ook, en ze hadden samen tien echtgenoten en tien kinderen. Vier van die kinderen waren geselecteerd voor 'speciale aandacht'.

Bij de Eerste-Graad Ceremonie waren de kandidaten gewillig, maar huiverig, opgewonden, maar op hun hoede, en degenen die meer wisten over wat er met hen zou gebeuren zeiden niets, hoewel hun sponsors hoopten dat hun eigen aspirant-kandidaten de test zouden doorstaan en zouden bewijzen dat hun beoordelingsvermogen niet was aangetast door de banden van het ouderschap. Als ze voor de test slaagden, zouden ze acolieten worden, aspiranten om toe te treden tot de Vertrouwenskring en de geheimen van zijn leden te leren, wanneer een lid van de Vertrouwenskring zou overgaan om de Voorouders te ontmoeten.

De leden van de Vertrouwenskring waren oud maar niet stokoud en omdat ze rijk waren, hadden ze toegang tot de beste medische zorg ter wereld. Na zijn vrouw Ingrid was de Baron met zijn zeventig jaar de op één na jongste in de Raad, zoals de Vertrouwenskring soms werd genoemd, en hij was de president. Zijn vrouw was tien jaar jonger en voorzitter. Ze waren niet gezegend met kinderen, dus ze konden het bestuur niet bevolken met hun nakomelingen, maar ze hadden hoe dan ook vrijwel de volledige controle over de groep. Zo was de organisatie vierhonderd jaar eerder opgezet.

In feite was de structuur in veel opzichten behoorlijk progressief, in die zin dat mannen en vrouwen gelijke kansen hadden, maar als er eenmaal een leider was gekozen, kon hij of zij autocratisch zijn, als hij of zij dat wilde. De Baron werd zeer gerespecteerd omdat hij altijd luisterde naar afwijkende meningen en soms de mening van anderen als superieur aan de zijne accepteerde, maar dat hoefde hij niet te doen.

Het presidentschap en het voorzitterschap van de Raad was voor het leven, of zoals ze het uitdrukten 'voor de duur van het leven van de gekozen persoon op aarde'. Van de Baron en Barones werd verwacht dat ze hun rol nog tien tot twintig jaar zouden vervullen, maar niemand voelde daar enige wrevel over. Wat hen betrof was hij 's werelds dichtstbijzijnde levende familielid van de 'Vereerde Voorouder'. Zeker, anderen claimden afstamming en sommigen konden het zelfs bewijzen, maar de Noorse tak beschouwde hen als de enige echte familie, de enigen die hem echt begrepen en de enige ware houders van het geloof, ook al werden ze niet erkend door de gangbare historici of wie dan ook.

Maar dat kon ze geen zier schelen. Ze schepten er genoegen in. Ze kenden hun afkomst en trokken zich niets aan van de mening van buitenstaanders. Door de eeuwen heen waren er wel eens geruchten over het geheime genootschap naar buiten gekomen, maar die werden altijd de kop ingedrukt. Vroeger gebeurde dat met genadeloos geweld, maar in de barmhartigere geest van de moderne tijd waren rechtszaken net zo effectief. De familie Sedolfsen had toegang tot de meest achterbakse advocaten ter wereld en was bereid om ze bij het minste of geringste schandaal in te zetten.

Het gebeurde niet vaak omdat krantenredacties wisten welk risico ze liepen als ze de Sedolfsens aanvielen. Een paar dappere waarheidszoekers waren in het verleden failliet gegaan omdat ze geprobeerd hadden meer aan het licht te brengen dan ze konden bewijzen. De volgende ronde van potentiële onthulling stond op het punt te beginnen.

Ontevreden mislukte potentiële kandidaten vormden het grootste risico. Omdat ze jong waren, werden ze vaak dronken en onthulden ze details aan vrienden die ze niet hadden mogen bekendmaken. Soms verkochten deze 'vrienden' dan hun verhalen over de machtige, maar geheimzinnige Sedolfsens aan de pers. Tijdens de volgende maand of twee zouden ze op hun kwetsbaarst zijn. De festiviteiten zouden twee dagen duren. Op de eerste dag zouden lokale hoogwaardigheidsbekleders aanwezig zijn en ook mensen van verder weg die konden komen, maar deze gasten zouden niet worden uitgenodigd om de nacht door te brengen. Op de vraag naar de reden van het jaarlijkse feest was het antwoord altijd hetzelfde.

‘Oh, we weten niet meer waarom! Op deze datum vierhonderd jaar geleden is een van onze familieleden, eh, twintig keer overgrootoom Peter, denken we, de traditie van een feest begonnen en niemand heeft ooit een goede reden bedacht om het te annuleren. Sindsdien houden we de festiviteiten elk jaar!’

Daar werd altijd om gelachen en daarmee was de kous af. De echte reden voor de eerste nacht van de vieringen was echter om het kasteel op te laden met energie die de Vertrouwenskring kon gebruiken voor zijn eigen privérituelen op de tweede dag.

Niet veel mensen begrepen dat en nog minder mensen merkten op dat de grootste feesten om de vier jaar plaatsvonden, wanneer potentiële nieuwe aspiranten werden geselecteerd.

En deze, de honderdste selectie, zou een spectaculaire gebeurtenis worden.

2 HET JAARLIJKS BAL VAN DE SEDOLFSENS

De Baron wilde dat het vierhonderdste jaarlijkse bal en de honderdste aspirantenselectie de beste ooit zouden worden. Daartoe had hij eerst wat nagedacht, toen hadden hij en zijn vrouw de koppen bij elkaar gestoken en tot slot had hij de Raad om aanbevelingen gevraagd. Zo deed hij de dingen meestal en dat was een van de redenen waarom hij zo populair was.

Het resultaat was dat er driehonderdnegentig gasten waren uitgenodigd en vijftig extra personeelsleden waren aangenomen. De Barones was zich er terdege van bewust dat er dit jaar niets mis mocht gaan, ook al zou de balzaal bijna twee keer zo vol zijn als de capaciteit waarvoor deze ontworpen was. Daarom had ze de hulp ingeroepen van de beste feestorganisatoren in Noorwegen en Zweden om haar cijfers te controleren en voor extra personeel te zorgen.

Von Knutson waren de beste in het vak. Het gerucht ging dat de koningshuizen van beide landen in tijden van nood gebruik hadden gemaakt van de diensten van het bedrijf.

‘Wat zegt het weerbericht, Francisco?’ vroeg de Barones aan haar man. ‘Denk je dat de goden ons dit jaar gunstig gezind zijn? Ze was maar een centimeter langer dan haar man, maar ze was van nature slank en elegant, terwijl hij de neiging had tot overgewicht. Dat, haar haren en haar hakken maakten haar echter een stuk groter. Niet dat de Baron dat erg vond. Hij was er zelfs best trots op dat hij een langere vrouw had, zoals veel kleine mannen.

‘Ik denk het wel, Joie’, antwoordde hij met zijn koosnaampje voor haar. ‘Het ijs is van het meer verdwenen, de vogels en vossen komen terug… het is niet zo koud en de weerman zegt dat we een uitzonderlijke lente tegemoet gaan. Dus ja, ik denk dat we geluk hebben.’

‘Het was ook een geniale zet om zoveel mensen uit te nodigen zodat het niet uitmaakt wat voor weer het buiten is. Alleen al door hun eigen lichaamswarmte zullen de mensen het binnen te warm vinden.’

‘Het is heel aardig van je om dat te zeggen, schat. Ik ben zelf ook best trots op dat kleine detail. Ik vond je suggestie om verborgen entertainers tussen de balzaal en de feesttent te zetten ook erg leuk. Dat zal ze een beetje laten springen! Oeps, zou ik zo zeggen.’

‘Dank je, schat. Eten voor tweehonderd in de eetzaal en tweehonderd in de feesttent moet voor wat circulatie zorgen en dan is er nog de rookkamer, de veranda en de tuinen. Ik denk dat we gerust kunnen zeggen dat onze gasten ruimschoots de gelegenheid zullen hebben om zelf hun lichaamstemperatuur te regelen.’

‘Mee eens, Joie, een welverdiend schouderklopje voor alle betrokkenen. Ach, laten we dan maar opschieten. De eerste groep gasten komt om acht uur, toch?’

‘Ja, Frank, we kunnen ons maar beter gaan omkleden. Het is tijd om het personeel en de cateraars alleen te laten. We kunnen niets meer doen tot we zelf klaar zijn.’

‘Heel goed, Joie, ik kom om acht uur naar je kleedkamer om je op te halen.’

Ze omhelsden elkaar lichtjes, gaven elkaar een kus op de wang en gingen elk hun weg.

De Baron en de Barones stonden bij een tafel met drankjes zo'n drie meter van de ingang van de balzaal. De ceremoniemeester kondigde alle gasten aan zodra ze aankwamen. De gastheer en gastvrouw bleven daar maar dertig minuten staan terwijl de belangrijkste gasten binnenkwamen, degenen die de eerdere aankomsttijd van acht uur 's avonds hadden gekregen. Anderen, die om half negen mochten arriveren, zouden het moeilijker krijgen om de hand van de Baron te schudden en om hun dankbaarheid uit te drukken voor de uitnodiging.

De kleding was formeel, maar dat was zelfs voor de meeste plaatselijke handelaren geen probleem. Zij droegen al een smoking voor hun Vrijmetselaars-of Ronde Tafel-loges, waarvan de Baron lid was, hoewel hij de bijeenkomsten zelden meer bijwoonde. Hij was lid geworden omdat het traditie was, meer een gebaar van goede wil of een publiciteitsactie, dan dat hij op zoek was naar een leuk avondje uit met fatsoenlijke lokale mensen.

De meerderheid van de lokale bevolking begreep dit en respecteerde hem voor de moeite die hij deed om de liefdadigheidsacties in de buurt te steunen. De aristocratische Sedolfsens genoten een goede reputatie bij de overgrote meerderheid van de mensen die rond het kasteel en in de hele provincie woonden.

Ze zetten allebei hun beste glimlach op, die paste bij hun aristocratische annex militaire dinerkleding. De Baron droeg medailles, een buikband en een sjerp, terwijl de Barones een donkergroene zijden baljurk, een tiara en een sjerp droeg. Ze staken de ene na de andere witgehandschoende hand uit naar elk van de vroege gasten. Af en toe maakte de Baron een lichte buiging en klikte met zijn hakken, en zijn vrouw deed hoffelijk, als er iemand van koninklijken bloede voor hen stond. Toen de balzaal vol begon te stromen, mengden de leden van de Vertrouwenskring zich naadloos langs de openslaande deuren, de eetzaal of de hoofdingang, afhankelijk van hun voorkeur.

Het evenement was spectaculair. Dat zei iedereen. Het feest werd in de plaatselijke krant vermeld door de redacteur van de krant zelf, omdat hij erbij was, net als zijn baas uit Oslo, de eigenaar van de krant.

Er was een klein orkest dat passende muziek speelde in de balzaal voor degenen die konden dansen in de oudere stijlen, en dat waren er nogal wat. In de eetzaal was een harpiste voor wie even wilde pauzeren en er was een kleine theatergroep die sketches opvoerde in de feesttent. Het publiek verplaatste zich goed tussen de verschillende locaties en het weer kon het best omschreven worden als fris, maar het was zeker niet koud.

Mensen dwaalden tussen de drie belangrijkste hotspots, stonden op de patio of wandelden in de tuinen, die werden verlicht door een massa lichtjes die werden geregeld door een aantal computergestuurde, voorgeprogram-meerde sequenties. De verrassingen vielen echter goed in de smaak. Schaars geklede mannen en vrouwen in panty's en bodystockings, die de kou gevoeld moeten hebben, sprongen uit nissen en kleine arboreta in een vloed van gekleurd licht en vuurvreters spuwden willekeurig vlammen vanuit verborgen plekken. De hele avond waren er op het terrein lachsalvo's en kreten van verbazing te horen.

Met zo veel gasten en zo veel te doen, was het voor de dertien leden van de Vertrouwenskring een eenvoudige taak om weg te glippen wanneer ze dat wilden. Zelden was het een gezamenlijke inspanning om weg te gaan en bij elkaar te komen. Desondanks was het niet ongebruikelijk dat twee derde van de Raad zich op hetzelfde moment in het Heiligdom bevond.

De Baron had het eenrichtingsraam naar de balzaal geopend omdat de twee kamers aan elkaar grensden. Er waren ook camerabeelden van het terrein en de feesttent die gevoed werden door de belangrijkste beveiligingscamera's van het kasteel.

‘Wat een sfeer, Francisco!’ zei een lid van de Vertrouwenskring rond de tafel. ‘Je hebt jezelf dit jaar echt overtroffen.’

‘Pardon, Claus?’ vroeg de Baron, die een beetje slechthorend was als de stem hem niet helemaal bekend was. Claus zwaaide naar de schermen en stak een duim op. ‘Oh ja, ik zie wat je bedoelt. Heel erg bedankt. Joie heeft er veel werk in gestoken.’

‘Ik vind het vooral leuk dat er dertig gasten per Raadslid zijn. Het geeft de sfeer dat extra tintje, vind je niet?’ merkte een ander lid op.

‘Ja’, voegde Claus eraan toe, ‘het zou een echte oppepper moeten zijn voor morgen. Goed gedaan, allebei. Ik denk dat ik even naar de feesttent ga en onderweg een sigaretje rook. Het ziet er daar behoorlijk levendig uit. Iemand zin in een wandeling?’

‘Ja, ik ga met je mee’, antwoordde een ander en ze verlieten de studeerkamer.

Het hele kasteel was gevuld met de geluiden van mensen die zich vermaakten, maar de evenementen buiten in de tuin en de feesttent leken het populairst te zijn, deels omdat het weer zo zacht was en deels omdat de balzaal al snel benauwd werd toen die zijn beoogde capaciteit naderde.

De actiefste feestvierders waren echter de dertien leden van de Vertrouwenskring die leken te gedijen op de opwinding van de mensen om hen heen. Baron Sedolfsen en zijn vrouw leken overal te zijn. Iedereen wilde met hen praten en ze waren daar zeker toe bereid. Nee, meer dan bereid, ze waren er enthousiast over. Ze smulden letterlijk van de vrolijke stemming van hun gasten.

Toen het feest om middernacht officieel voorbij was, posteerden de gastheer en gastvrouw zich bij de uitgang van de balzaal zodat ze iedereen die hen welterusten wilde wensen persoonlijk konden bedanken en dat was iedereen die niet vroeger was moeten vertrekken.

Toen de laatste gasten kort voor één uur weg waren en de bedienden het kasteel voor de nacht veilig stelden, kwam de Vertrouwenskring als uit het niets samen in het midden van de balzaal. Iedereen glimlachte breed.

‘Wel, mijn hoedje af voor jou, Franky, en jij, mijn lieve Joie. Je hebt ons echt trots gemaakt dit jaar.’ Er volgde een rondje gejuich.

‘Dank je, oom Hakon, dank jullie allemaal, namens Joie en mijzelf. Als jullie me nu willen excuseren, ik moet nog een paar dingen doen voordat ik naar bed ga, maar jullie kunnen doorgaan tot jullie erbij neervallen, als jullie dat willen. Ik weet zeker dat er nog wel wat eten en drinken te vinden is, anders vraag je het maar aan het personeel dat de boel nog aan het opruimen is. Goedenacht.’

De Baron sloot het Heiligdom op afstand af en ging naar zijn kamer. Hij voelde zich opgewonden, maar wilde ook energie bewaren voor later die avond.

3 DE 100ste NACHT VAN DE ASPIRANTEN

De meeste leden van de Vertrouwenskring brachten de volgende ochtend in bed door en de namiddag luierend rond het kasteel. Ze wandelden op het domein of visten in het meer, dat goed gevuld was en beroemd om zijn forel. De Sedolfsens hadden een paar dingen te controleren, maar lieten het grootste deel van de organisatie over aan Maximiliaan, aangezien de cateraars niet langer nodig waren.

Ontbijt en lunch werden geserveerd. Daarna werd er niet meer gegeten omdat het traditie was dat iedereen samen dineerde na het sluiten van de bijeenkomst rond tien uur.

De kamers van alle leden van de Vertrouwenskring hadden toegang gekregen tot de beelden van het feest van de vorige avond en alle leden brachten een uur of twee door met het doornemen van de hoogtepunten terwijl ze zich klaarmaakten om het feest te herbeleven en zich voor te bereiden op de avond die voor hen lag.

De ceremonie begon om zeven uur. Alle lichten in het openbare gedeelte van het kasteel werden gedoofd bij de hoofdzekeringkast. Alleen de keuken had nog elektrisch licht zodat het personeel het avondeten kon bereiden. Fakkels van ingevette twijgen werden in hun houders langs de gangen geplaatst en in alle kamers werden kaarsen en open haarden gebruikt. Door de flikkerende lichten leek het van buitenaf alsof het kasteel in brand stond. Toen Maximiliaan om zeven uur op de gong sloeg, verlieten dertien figuren in lange zwarte mantels met capuchons hun kamers en liepen naar de werkkamer terwijl ze een brandende kaars van vijftien inches, ongeveer achtendertig centimeter, voor zich uit hielden. Toen ze allemaal bij de deur van de studeerkamer waren aangekomen, haalde de leidende figuur een grote zwarte sleutel tevoorschijn en opende plechtig de deur. Ze liepen het kantoor binnen, dat er niet meer uitzag zoals vroeger en wachtten terwijl een andere sleutel werd gebruikt en het Heiligdom voor hen toegankelijk werd gemaakt. Toen elke figuur op de drempel van het sanctorum stond, werd er een uitdaging gegeven: ‘Wie was de laatste en toch de eerste grote Meester?’

Een gedempt antwoord van elk van de twaalf, onhoorbaar voor anderen dan de Wachter van het Heiligdom, en indien correct, verdiende toegang. Elk van de twaalf slaagde voor de test en ging achter zijn of haar stoel staan.

‘Ik zeg tegen iedereen die hier staat, wat is de eerste vereiste voor het openen van deze bijeenkomst?’ vroeg de drager van de sleutels.

‘Om je te bewijzen, O Vertrouwde Wachter, dat we gewoon leden van de Vertrouwenskring zijn, loyaal en waarachtig, en dat we het recht op een plaats aan deze tafel verdiend hebben’, zongen de twaalf als één.

‘En hoe willen jullie dat bereiken, vraag ik jullie?’

‘Dat zullen we bereiken, Vertrouwde Wachter, door onze ware identiteit op de aloude manier te onthullen’, kwam het antwoord.

‘En wat is die aloude manier waarover je spreekt?’

‘We zullen uit de Duisternis stappen en in het Licht, zodat we herkend kunnen worden als ware en loyale leden.’

‘Heel goed, laat het zo zijn, te beginnen bij nummer dertien.’

Een figuur zette een stap dichter bij de stoel voor hem, plaatste zijn kaars in de houder op tafel en begon zich uit te kleden. Hij hing zijn mantel over de rugleuning van zijn stoel en ging ervoor staan. Hij droeg een witte kiel, waar verschillende klodders, strepen en vlekken kleur op zaten.

‘Mijn naam is Erik,’ zei hij terwijl hij twee vingers van zijn rechterhand over zijn hart legde, ‘en ik ben de meesterkunstenaar van het Odense Atelier van Kunstenaars. Ik breng de groeten van alle kunstenaars, schilders en leerlingen van het trouwe en ware Odense Atelier.’

‘Dank je wel, broeder-kunstenaar. Je kwalificaties als kunstenaar met de vlekken op je hart zijn erkend en je groeten zijn genoteerd. Welkom bij de Vertrouwenskring. Nummer twaalf…’

Een soortgelijke routine werd uitgevoerd met de nummers twaalf tot en met twee, wat de Barones was, die het Mjøsa-meer Atelier vertegenwoordigde. Toen de twaalf Meesterkunstenaars zich onthuld hadden, sprak de Vertrouwde Wachter opnieuw.

‘En ik, als de Vertrouwde Wachter van jullie Heiligdom, zal nu mijn ware identiteit onthullen ter ere van jullie openhartigheid en vertrouwen.’

Hij verwijderde zijn capuchon en onthulde een Baskische baret, vervolgens zijn mantel om zijn kunstenaarskiel te laten zien.

‘Gegroet, broeder-en zuster-kunstenaars, van het Atelier van de Vertrouwenskring hier op Kasteel Lille Mjøsa. Doe de artiesten en leerlingen van jullie respectievelijke Ateliers de hartelijke groeten van mij en laten we nu gaan zitten.

‘Collega-kunstenaars, voordat we gaan zitten, laten we de tijd nemen om het Atelier op de juiste manier te openen. Wat is het enige waar de wereld meer van nodig heeft?’

‘Verlichting!’ was het algemene antwoord.

‘Ja, mijn broeders en zusters, maar universele verlichting. Niet die van enkelen voor enkelen, dus laten we een sprong in het duister wagen en vertrouwen op Hogere Krachten. Doof de persoonlijke lichten die jullie hier vanavond hebben geleid en vertrouw nu op het algemeen welzijn.’

Bij het woord 'nu' werd elke kaars gedoofd en werd het Heiligdom in totale duisternis gehuld.

‘Grote Kunstenaar van het Universum’, lamenteerde Joie, ‘help ons alstublieft in ons moment van blindheid, wij smeken jullie!’

Er was een vonk in de duisternis boven hen en een kaars flikkerde tot leven, toen nog twee, gevolgd door vier en toen nog acht. Vijftien, een magisch getal voor hen, de lengte van een hulpmiddel voor verlichting, een penseel van een kunstenaar.

‘Zoals jullie allemaal weten is dit de 100ste Nacht van de Aspiranten, dus het is heel speciaal voor ons. De Nacht van de Aspiranten vindt niet alleen eens in de vier jaar plaats, dit is de honderdste keer en we hebben vier aspiranten in spe. Ik weet zeker dat jullie allemaal weten dat we gisteravond 390 gasten hadden, wat neerkomt op dertig gasten per lid van dit Atelier van de Vertrouwenskring en dat onze Atelierbijeenkomsten maar één keer per jaar worden gehouden, op 30 maart. Alle belangrijke getallen zijn dit jaar aanwezig, dus laten we er een goede nacht van maken. Erik van Odense, zou je nogmaals je mantel en kap willen aantrekken en de aspiranten in de buitenkamer willen voorbereiden, terwijl wij die overblijven ons op je terugkeer voorbereiden? Met het uiteinde van een penseel van vijftien inches lang tikte hij op een blok cederhout om aan te geven dat dit onderwerp was afgehandeld en de meesterkunstenaar uit Odense verliet incognito de kamer.

Terwijl hij de aspiranten toeliet tot de werkkamer en hen adviseerde hoe ze zich moesten presenteren aan de Raad, bereidden de andere twaalf leden het Heiligdom voor. Ze haalden verschillende artefacten van de muren en plaatsten die in de kamer. Ze zetten een masker op en trokken een hemd aan, die ze zelf hadden gemaakt en meegebracht. Daarna deden ze hun mantels aan en de kappen weer op en verstopten zich op verschillende plekken in de kamer. Tenslotte werd het raam naar buiten geactiveerd. De kaarsen werden weer aangestoken en door hun eigenaars meegenomen naar de plek waar ze stonden, de lichten in de kroonluchter werden gedoofd. Francisco drukte op een knop en hoog in de hoek van de studeerkamer flitste een rood lichtje. Eric keek ernaar en was de enige die het zag. Iedereen hoorde wolvengejank en kwaadaardig gekakel.

‘Aspiranten, de tijd is gekomen voor jullie om te laten zien dat jullie het waard zijn om toe te treden tot onze gewaardeerde organisatie.’ Het gehuil en gekakel ging door en toen elke aspirant tekenen van stijgende spanning vertoonde, zei Eric: ‘Draai naar rechts zodat ik jullie kan blinddoeken… Goed, draai naar links en wacht op mijn teken om de Kamer der Beproevingen binnen te gaan, waar geesten, demonen en andere verschrikkingen op de loer kunnen liggen. Je sponsor zal je begeleiden, dus vertrouw op je sponsor en niets kwaads zal je overkomen. Via con Dios, vertrouw alleen op Hem, jezelf en je sponsor. Degenen die het overleefd hebben, zal ik spoedig in de Andere Wereld zien.’

Er klonk een enkele knal van een gong ergens binnen of buiten het kasteel en de deur naar het Heiligdom ging met een luid, griezelig gekraak open.

‘Aspiranten, doe op mijn teken vijftien stappen vooruit. Let op, vijftien, niet meer en niet minder. Daar zullen jullie je sponsors vinden. Veel geluk! Voorwaarts in de duisternis, dappere kameraden!’

Op één rij gingen ze voorzichtig van start, telden zorgvuldig en stopten bij de vijftiende stap.

‘Ga niet verder!’ riep een sponsor boven het geroezemoes uit terwijl hij de linkerarm van zijn pupil boven en onder de elleboog vastpakte.

‘In vredesnaam, stop voor het te laat is!’ smeekte de tweede, die zijn pupil vastgreep. De derde en vierde aspirant werden op dezelfde manier behandeld. Ze werden allemaal naar de vier hoeken van de kamer geleid, waarbij ze soms obstakels moesten ontwijken die op hun pad lagen of het gehuil en geschreeuw van de Raadsleden moesten verdragen terwijl ze hen passeerden. Dit was allemaal al beangstigend genoeg voor de jonge aspiranten, maar hun blinddoeken waren zo gemaakt dat ze de ogen niet helemaal bedekten, zodat de drager af en toe een glimp kon opvangen.

Toen de doodsbange aspiranten het schijnbaar veilige toevluchtsoord van hun hoeken hadden bereikt, nog steeds in de greep van hun sponsors, kwam de fotowand tot leven en onthulde een scenario van een roedel houtwolven die zich voedden met een karkas tijdens een donder-en bliksemstorm. Schimmige, griezelige figuren, helemaal in het zwart gekleed maar met af en toe een lichtgroene huidskleur, liepen rond tussen de wolven. Het was zo levensecht dat velen zouden hebben geloofd dat ze buiten in het bos bij het verschrikkelijke tafereel waren.

‘Aspirant-kunstenaars, jullie zijn geblinddoekt om je gevoeligheid te beschermen tegen de slechtheid die overal om je heen gebeurt in deze wereld. Maar sommigen van jullie, de dappersten, de nederigsten en de eerlijksten, zullen een glimp opvangen van de verschrikkingen die de mensheid kunnen overkomen, zelfs doorheen de blinddoeken die ze dragen. Als jij een van hen bent, groet ik je en ik vraag je om moed te putten uit de wetenschap dat je broeders en zusters hier zijn om ervoor te zorgen dat jou niets overkomt. Sponsors, ik roep jullie op om jullie aspiranten rond te leiden op onze gewijde grond, maar om hen voorzichtig de weg te wijzen en hen te beschermen tegen het Kwaad.’

De duo’s slenterden door de kamer, ruwweg de muren volgend, maar probeerden te verbergen dat dat was wat er gebeurde. Als ze de ronde tafel of een van de posten passeerden waar leden waren gestationeerd, vonden er verrassende interacties plaats, allemaal op de achtergrond van de vreselijke geluiden van wolven die zich voeden en demonen die zich vermaken op de manier waarop mensen veronderstellen dat ze dat doen.

Eén kandidaat struikelde en viel bijna flauw, maar zijn sponsor sprak hem bemoedigende woorden toe.

‘Moed, Robert, je bent bijna door deze afschuwelijke nacht heen. Laat mij je troost, gids en schild zijn.’

Robert liep verder, maar hij was er zeker van dat hij de test niet had doorstaan en zijn sponsor had teleurgesteld.

‘Ik zie broeders naderen,’ riep een stem in de duisternis. ‘Broeders, hebt gij een goed hart?’

‘Ja, broeders, en jullie?’

‘Ja, we zoeken beschutting voor deze waanzin!’

‘Willen jullie je bij ons aansluiten?’

‘Graag’, kwam het antwoord. Er werden nog drie van zulke begroetingen uitgesproken en de groep van acht keerde terug naar de tafel waar de andere negen leden al zaten. De eerste sponsor tikte met zijn knokkels op het tafelblad.

‘Wie is daar?’ riep Francisco.

‘Wij zijn acht broeders en zusters, trouw en oprecht, op zoek naar onderdak en voedsel. Het is een vreselijke nacht geweest.’

‘Acht, zeg je? Maar we hebben maar plaats voor vier anderen. Wie zouden jullie achterlaten?’

‘Niemand, broeder, als je ons niet allemaal kunt ontvangen, moeten we verder gaan, want ook wij zijn loyaal en trouw aan elkaar.’

‘Met het oog op deze loyaliteit roep ik om nog vier stoelen, zodat jullie allemaal met ons kunnen dineren. Treed binnen broeders en zusters, trouw en oprecht.’

Daarmee verwijderden de leden hun griezelige maskers en hemden, en legden die in de laden in de tafel voor hen.

‘Sta op, broeders en zusters, opdat jullie herkend worden.’

De eerste sponsor verwijderde de mantel van zijn aspirant. ‘Mag ik Millicent voorstellen, een zuster-aspirant uit Oslo, en ik ben haar meester, Willem van Oslo.’ Aldus gezegd, trok hij zijn eigen mantel uit. De andere drie duo’s deden hetzelfde.

‘MeesterKunstenaars, voordat ik jullie aspiranten kan toelaten tot ons illuster gezelschap, heb ik twee vragen: één voor jullie en één voor hen. Waarom zijn ze geblinddoekt?’

‘Zodat hun ogen gespaard blijven van de verschrikkingen van de nacht.’

‘Dus, als Duisternis verschrikkingen met zich meebrengt, wat zouden jullie dan het liefste willen op dit moment, aspiranten?’

‘Licht!’ zeiden er drie eenstemmig, maar de vierde zei ‘Licht!’ voordat hij zich realiseerde dat hij niet synchroon was toen hij ‘Licht!’ zei.

Het leverde een nauwelijks hoorbaar gegrinnik op van sommige leden.

‘Wel, als onze gasten Licht wensen, of zelfs meer dan één, laat er dan Licht zijn.’ En terwijl de kroonluchter een paar meter zakte en de kaarsen werden aangestoken, namen de sponsors de blinddoeken van hun aspiranten weg.

‘Voordat jullie bij ons aan tafel aanschuiven, zullen we ter ere van jullie openhartige aard ook onze ware identiteit onthullen. Nummer dertien?’, en het uitkleden begon opnieuw. Toen Francisco zijn mantel had afgedaan, werden de sponsorkunstenaars en hun aspiranten naar hun plaats geleid.

‘Goed gedaan, aspiranten’, zei Francisco. ‘Laat mij de eerste zijn om jullie de hand te schudden en jullie welkom te heten in dit Moederatelier. We zullen vanavond dineren en morgen gaan jullie terug naar jullie Moederateliers in de wetenschap dat jullie op een dag misschien naar deze tafel zullen worden teruggeroepen om een vaste plaats in te nemen zoals wij dertien hier nu doen.’

De aspiranten keken om zich heen, maar alleen de tafel was duidelijk verlicht. De muren een eindje verderop waren in schaduw gehuld en de schilderijwand was uitgeschakeld.

‘Broeders en zusters, ga alsjeblieft een paar centimeter achteruit zitten.’

Francisco drukte op een knop in zijn zak en de tafel zakte langzaam uit het zicht. Even later stond er een identieke tafel met zeventien porties soep in gouden kommen en broodjes op gouden borden. De aspiranten stonden versteld van de extravagantie.

‘Geen zilveren servies vanavond, broeders en zusters, vanavond zal al het metaal op tafel van tweeëntwintig karaats goud zijn. We gebruiken het niet vaak, maar omdat het vanavond het honderdste Bal van de Aspiranten is, vonden Joie, mijn vrouw, en ik het gepast. Joie, wil jij een gebed zeggen? Bon appétit, iedereen!’

De tafel verwisselde dertien keer voor dertien gangen en de gesprekken eromheen waren joviaal en levendig. De vier aspiranten waren vooral blij toen ze hoorden dat ze twee weken vakantie in Spanje kregen. Dit was geen complete verrassing voor hen, want er gingen geruchten over de vakantieappartementen die de organisatie over de hele wereld bezat, maar het was het dubbele van de normale duur die aan een aspirant werd gegeven.

‘En maak jullie geen zorgen’, stelde Francisco hen gerust, ‘we hebben het al geregeld met jullie bazen, ouders of wie dan ook.

‘Eén woordje van advies voor jullie vakantie: er wordt van jullie allemaal verwacht dat jullie je gedragen op een manier die onze illustere organisatie eer aandoet. De meeste van onze overzeese eigendommen zijn al vele jaren in ons bezit en dus hebben we natuurlijk contacten in de buurt, die verslag kunnen doen van jullie gedrag. Zorg ervoor dat het voorbeeldig is. Dit gezegd zijnde, hopen we allemaal dat jullie genieten op de bestemming. Jullie hebben het verdiend. Goed gedaan, allemaal!’ Francisco begon met het applaus en de leden van de Vertrouwenskring volgden zijn voorbeeld met groot enthousiasme.

Toen de ceremonie en de maaltijd voorbij waren, was iedereen voldaan van het eten, het drinken en de toespraken, en ze waren allemaal blij dat ze naar bed konden.

4 FRANK EN JOY

Frank was een lange, knappe bankier van in de vijftig, die in de City van Londen werkte als specialist in commerciële leningen. Vaak moest hij naar andere kantoren dan zijn eigen kantoor reizen om klanten dichter bij hun bedrijf te ontmoeten. Elke middag, en soms ook na het werk, ging hij naar een van de pubs of restaurants in de buurt waar hij zich bevond om iets te eten. Hij was vrijgezel en omdat hij alleen woonde, vond hij koken voor zichzelf een hele klus. Als hij 's avonds zin had in een drankje om zich te ontspannen, kon hij een taxi naar huis nemen, omdat hij toch nooit met de auto naar zijn werk ging.

Hij was welgesteld, of in ieder geval goed betaald, en had behoorlijk wat gespaard via spaarrekeningen die door de bank tegen voordelige tarieven beschikbaar werden gesteld. Maar hij was eenzaam. Hij begon er spijt van te krijgen dat hij nooit de tijd had genomen om op zoek te gaan naar die ene speciale persoon. Tegenwoordig merkte hij dat hij steeds vaker alleen was. Hij had genoeg van het te veel drinken en eten om zichzelf en zijn collega's ervan te overtuigen dat hij het naar zijn zin had als vrijgezel op zijn leeftijd. Afspraakjes werden zeldzamer, maar hij had de hoop nog niet opgegeven.

Op een vrijdagmiddag zag hij aan de andere kant van de bar een groep Thailanders van de nabijgelegen ambassade feestvieren. Ze waren ongeveer met twintig en de groep was vrij evenwichtig verdeeld over de leeftijden en de geslachten. Maar een van de vrouwen, die hij ongeveer dertig jaar oud schatte en zowat de mooiste vrouw die hij ooit had gezien, leek te reageren op zijn gestaar. Eerst was er kort oogcontact, daarna een glimlach die snel door een hand werd bedekt en daarna, naarmate de tijd verstreek, meer openhartige reacties.

Hij keek op zijn horloge. Zijn lunchpauze was voorbij gevlogen en het was tijd om te gaan, maar hoe kon hij nu gaan, na een zeldzame kans als deze?

Frank overwoog zijn gedachten opnieuw. 'Zeldzaam? Zeldzaam?' Zeldzaam kwam niet eens in de buurt. Dit was meer dan zeldzaam, het was uniek. Hij nam een snel uitvoerende beslissing en meldde zich ziek.

‘Ik ben in die nieuwe wijnbar verderop. Luister, het spijt me vreselijk, maar ik voel me een beetje misselijk. Misschien was een van de mosselen in de Moules Marinières niet goed… Nee, dat is niet nodig, echt… Eerlijk gezegd… Ik blijf hier nog even zitten, ga nog een paar keer naar het toilet en neem dan een taxi naar huis. Als ik voel dat ik mezelf kan vertrouwen… als je begrijpt wat ik bedoel… Ja, natuurlijk, bedankt. Ja, het is jammer, maar zo is het. Misschien is het toch beter om geen schaal-en schelpdieren te eten op vrijdag. Het kan je weekend bederven.

‘Oeps, er borrelt iets beneden. Ik ga best naar de plee om weer te gaan zitten. Tot maandag… Dank je, dag.’

Toen hij er zeker van was dat het Thaise feestje niet snel zou eindigen, bestelde hij een goede fles rode Rioja en ging gemakkelijk zitten om naar de Thaise vrouw te staren, die ervoor had gezorgd dat hij voor het eerst in dertig jaar tegen zijn baas had gelogen.

Hij was in een nonchalante bui na het liegen tegen Mike, zijn manager, dus besloot hij een groot risico te nemen. Hij hield zijn glas omhoog naar de Thaise dame en riep 'Proost!’. Zijn hart klopte in zijn keel, maar hij werd licht in zijn hoofd toen ze hetzelfde deed met haar glas met een witte vloeistof.

Hij verweet zichzelf dat hij een volle fles rode wijn had besteld, terwijl zij witte wijn of water dronk. Van een afstand was het onmogelijk om dat te zeggen, maar hij zag geen wijnflessen op tafel staan. Een paar seconden speelde hij met het idee om de wijn terug te sturen wegens een kurksmaak en een glas Chablis te bestellen, maar hij had al één leugen verteld en dat gevoel stond hem niet aan.

Toen hij haar en drie andere vrouwen zag opstaan om naar het damestoilet te gaan, besloot hij in actie te komen. Toen ze langs zijn tafel liepen, schonk hij haar zijn beste glimlach. Hij dacht dat hij zou sterven toen ze ook glimlachte, maar ze stopte niet bij zijn tafeltje. Hij vroeg zich af hoe lang vier vrouwen erover zouden doen om naar het toilet te gaan. Drie tot vijf minuten, schatte hij, maar hij wist dat hij het niet te ruim kon nemen, dus begon hij vier minuten af te tellen. Halverwege herinnerde hij zich dat hij een stopwatch op zijn Omega had, maar het was te laat en hij raakte bijna de tel kwijt.

Toen hij hoopte dat de vier minuten om waren, stond hij op om vlak bij zijn tafeltje aan de bar te gaan staan. Ze zouden achter elkaar langs moeten lopen en als zij als laatste zou komen, zou hij haar kunnen tegenhouden.

En jawel, nadat er driehonderdtwaalf seconden voorbij waren gegaan, begonnen de vrouwen langs hem heen te lopen, maar ze glimlachten allemaal.

Twee giechelden bijna.

Hij vermoedde dat hij bij de toiletten het onderwerp van gesprek was geweest, maar zijn gebeden werden verhoord en 'zijn meisje' liep achteraan in de rij. Hij nam een stap zodat hij voor haar stond.

‘Oh, het spijt me vreselijk. Mijn excuses! Alles goed met je? Ik weet niet wat ik dacht!’

‘Maak je geen zorgen, niets aan de hand’, zei ze terwijl ze stopte en breed naar hem glimlachte om zijn onhandige aanpak. Na een paar seconden begon ze wat gegeneerd te kijken.

‘Oh, kijk, wat dom van me, ik sta in de weg. Ik kon het niet laten jou op te merken… en je vrienden… hebben jullie een soort feestje?’

‘Ja’, antwoordde ze, giechelend om zijn onhandigheid en overduidelijke bedoelingen. ‘Het is de verjaardag van onze koning, dus we hebben de middag vrij. We vieren zijn verjaardag. Vijf december is een grote feestdag in Thailand.’

‘Oh, je bent Thaise? Wat interessant’, zei hij terwijl hij onwetendheid veinsde. ‘Mijn naam is trouwens Frank’, en hij stak zijn hand uit.

‘Leuk je te ontmoeten, Frank. Mijn naam is Joy’, antwoordde ze, terwijl ze nog steeds leek te lachen om een grap waarvan hij zich niet bewust was.

‘Als je klaar bent met je feestje, Joy, mag ik je dan ook een drankje aanbieden om de verjaardag van je koning te vieren?’

Ze aarzelde precies lang genoeg voor het fatsoen en accepteerde toen.

‘Mijn vrienden vertrekken om drie uur. Ik was van plan om met hen terug te gaan, maar… Ik denk dat ik wel een drankje met je kan drinken… ter ere van onze koning, natuurlijk.’

‘Ja, natuurlijk, ter ere van de verjaardag van jullie koning. Ik zal hier op je wachten.’

Frank was nooit zo’n fan geweest van koningshuizen, maar op dat moment dankte hij God dat er een koning van Thailand was.

Ze hadden een heerlijke middag en avond, maar net als Assepoester wilde Joy voor middernacht terug zijn in de ambassade en dus liep Frank netjes met haar mee naar huis. Het voelde alsof hij op een luchtkussen zat. Hij wist al dat hij hevig verliefd was op de Oosterse schone en zij wist ook dat hij dat was. Van haar kant vond Joy de Engelsman ook leuk, maar zoals de meeste vrouwen die zich in deze situatie bevinden, was ze veel meer op haar hoede dan hij.

Toen hij haar echter vroeg om de volgende dag af te spreken, zette ze de voorzichtigheid overboord en accepteerde de uitnodiging. Op zaterdag stemde ze toe om hem ook op zondag te ontmoeten en aan het eind van die dag was er geen twijfel meer mogelijk dat ze verliefd waren.

Ze brachten elke mogelijke lunchpauze en avond samen door, maar Joy weigerde in Franks appartement te gaan wonen omdat ze wilde dat alles in de 'oud-Engelse stijl' werd gedaan.